Mattheüs 21:33-44

 

Jezus begon een nieuwe gelijkenis. Het was een verhaal dat bestemd was voor de leiders van het volk.Opnieuw ging het over een wijngaard en een landeigenaar. De wijngaard herinnert aan de wijngaard uit Jesaja 5:1-7 en doet denken aan het volk Israël dat door God verkozen was om goede vruchten voort te brengen. 

Een ‘oikodespotes’ is zowel de eigenaar van het huis als van het land. De eigenaar keek eens naar zijn kavel. Het lag gunstig op de zon en daarom besloot hij om er een wijngaard aan te leggen. Eerst maakte hij een ‘phragmos’ een omheining te bouwen. Zulke omheiningen waren opgebouwd uit stenen of heggen. Op de omheining kwam een uitkijkpost zodat er wacht gehouden kon worden en de wijnbouwers tijdig gewaarschuwd werden als er wilde dieren of rovers aankwamen die de wijngaard konden vernietigen. Toen hij dat gedaan had begon hij in de rotsige grond te kappen om er twee kuipen onder elkaar in uit te houwen. Een moeizaam werk. Als de kuipen er eenmaal waren, dan werden de druiven in de bovenste kuip gedaan zodra ze geplukt waren. Als de kuip vol was dan sprongen de landarbeiders in de kuip en persten de druiven uit door er met blote voeten overheen te lopen. Het sap stroomde in de onderste kuip en zo ontstond het druivensap. Je begrijpt wel dat er veel moeite en zorg bij kwam kijken voordat het zover was dat de eigenaar trots kon zeggen dat hij een wijngaard had aangelegd. Toen alles er spik en span uitzag besloot de eigenaar om zijn wijngaard te verpachten. Zelf ging hij op reis. Het grondwoord ‘apo-demeo’ kan betekenen dat de eigenaar naar het buitenland vertrok maar het kan ook betekenen dat hij naar de stad ging om zaken te doen. 

Uit de nauwe aansluiting uit het gedeelte van Jesaja 5 wordt duidelijk dat Jezus over Israël sprak. ( Jesaja 5:7/ Psalm 80:9/ Jeremia 2:21). 

De oogsttijd van een wijngaard was pas in het vijfde jaar aangebroken. ( Leviticus 19: 23-25). De eerste drie jaar moesten de arbeiders de jonge vruchten weghalen en mochten ze die niet eten. In het vierde jaar moesten ze alle vruchten tijdens een dankoffer aan de Heere afstaan en een dankfeest houden. In het vijfde jaar mochten ze de vruchten eten. De opbrengst zou des te groter zijn als ze zich aan die restricties hielden, aldus Mozes. De landarbeiders hadden dus geen enkele reden om te denken dat ze niet genoeg voor zichzelf over zouden houden, daar zou de Heere zelf voor zorgen.  

In het vijfde jaar dus zond de eigenaar knechten naar de wijngaard om een deel van de oogst in ontvangst te nemen. Nergens kun je uit opmaken dat het om een slechte baas ging. Hij wachtte vier jaar en begon pas in het vijfde jaar naar zijn oogst te vragen. Het is heel goed mogelijk dat hij zijn pachters in de eerste vier jaren van geld en middelen voorzien heeft om de wijngaard te verzorgen en misschien ook wel om een dankfeest te houden.  

Op een dag in het vijfde jaar kwamen er knechten aan. Jezus heeft met deze knechten profeten bedoeld. God zond immers Zijn knechten, de profeten, vroeg en laat. ( vs 34 en 36), maar je kunt in Jeremia lezen dat het volk niet naar hen wilde luisteren. ( Jeremia 35:15) 

De wijnbouwers grepen de knechten, mishandelden er één, doodden een ander en stenigden een derde. Veel profeten in het Oude Testament trof dit afschuwelijke lot. Ze werden gestenigd omdat hun boodschap controversieel was en niemand er zin in had om aan de roepstem van God gehoor te geven. ( 2 Kron. 24:20-22/ Matth. 23: 37/ Hebr.11: 37). 

De eigenaar stuurde na een tijd weer andere knechten. Meer dan de eerste keer heel bijzonder. Had hij niet beter soldaten kunnen sturen om zijn knechten te beschermen? Dat zou elke landeigenaar in de Grieks-Romeinse wereld van die tijd hebben gedaan. Maar hier was het anders.
Helaas trof deze knechten eenzelfde lot als de eerste knechten van de landheer. Ze werden gedood.
In werkelijkheid zou niemand het in zijn hoofd halen om na deze vreselijke berichten een eigen zoon op pad te sturen. Maar Jezus vertelde dat de landeigenaar dat juist wel deed. ‘Bij mijn zoon zullen ze wel inbinden voor hem zullen ze zeker respect hebben’, dacht de landeigenaar. 

Alle toehoorders luisterden gespannen naar het verhaal. Dat was heel goed, want Jezus begon nu feitelijk te profeteren. Hij had het over Zichzelf toen Hij zei: ‘Toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze onder elkaar: ‘ Daar komt de eigenaar aan. Kom op! Laten we hem doden en zo de erfenis zelf opstrijken!’ En ze grepen de zoon van de landeigenaar vast, gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem. ‘ 

Verpletterend nieuws. Iedereen was gedood.
Zouden de pachters gedacht hebben dat de eigenaar allang gestorven was en dat de zoon daarom kwam? Waren ze de overtuiging toegedaan dat de wijngaard nu aan hen toe zou vallen? Jezus pauzeerde, keek Zijn luisteraars aan en vroeg toen: ‘Wat denken jullie dat de landeigenaar zal doen als hij uiteindelijk zelf komt? ‘ 

‘ Hij moet die ellendelingen een ellendige dood laten sterven en de wijngaard verpachten aan mensen die normaal doen en de vruchten wel volgens afspraak afdragen wanneer het daar de tijd voor is.’ antwoordden de luisteraars. 

Toen zei Jezus: ‘ hebben jullie nooit in de oude boeken gelezen ‘De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden? Dankzij de Heer is dit gebeurd, wonderbaarlijk is het om te zien? ‘ De mensen keken elkaar eens aan. Ja, de meesten hadden die woorden voor horen lezen in de synagoge. 

Het begon bij velen al te dagen dat er een bepaalde parallellie was met de houding van de farizeeën en schriftgeleerden die Jezus haatten en uit de weg wilden ruimen. Maar dat zij er zelf ook mee bedoeld werden, daar hadden ze ( nog ) geen erg in. 

Toen begon Jezus Psalm 118: 22, 23 te citeren, een aanhaling die ook de eerste christenen citeerden. Enkele jaren later zou Petrus deze teksten gebruiken toen hij voor de Hoge Raad moest verschijnen. ( Handelingen 4: 11) En jaren later ook toen hij oud geworden was. ( 1 Petrus 2:7) 

Je zou kunnen zeggen dat Jezus de gelijkenis nog een keer begon te vertellen maar nu zonder omwegen zei wat Hij bedoelde. De Zoon van God zou door de leiders van het volk veroordeeld en verworpen worden. Maar God zou Hem in eer herstellen. Hij zou zelfs tot een hoeksteen worden. Psalm 118:22,23 werd zelfs in voor-christelijke Joodse kringen betrokken op de Davidische Messias. 

De boodschap was duidelijk. De verworpen en gedoode zoon zou de hoeksteen of sluitsteen worden van een nieuwe tempel voor het messiaanse volk van God. Dit volk zou Jezus niet verwerpen maar in Hem geloven. ( vgl. Matth. 16:18/26: 61/ 27:40/vgl. Joh.2: 19-21) Dit volk zou bestaan uit gelovigen uit alle volken ( Matth. 8:11-12/ Hand. 13: 46,47) 

Het is volgens verklaarders duidelijk dat de gelovigen uit de volken niet het volk van Israël zullen vervangen maar dat zij aan een rest van het volk van Israël toegevoegd zullen worden. Zo zal het één volk zijn dat bestaat uit gelovigen van alle volken. 

De farizeeën en schriftgeleerden begrepen maar al te goed dat Jezus hen op het oog had met Zijn verhaal. Ze waren woedend en wilden Hem graag gevangen nemen. Maar ze durfden het niet omdat ze wel in de gaten hadden dat de mensen Hem voor een profeet hielden. 

Matth. 21: 43 en 44 vormen feitelijk de climax van de ecclesiologische en christologische aspecten van deze gelijkenis. Er zijn verklaarders die lijnen leggen met de uitleg van Daniël aan koning Nebukadnezar over het grote beeld dat vergruizeld zou worden. 

Al deze beelden spreken over de Heere Jezus als steen des aanstoots ( Rom. 9: 32,33 / 1 Petrus 2: 8) en als de vernietigende steen van het oordeel ( vgl. Lucas 13: 35/ 19: 43,44 / 21: 20 – 24/ 23: 28-31/ Openbaringen 19: 11-21) 

Wie de gelijkenis op zich in laat werken, beseft dat de God die ons geschapen heeft, recht heeft op ons leven. Hij zond Zijn eigen Zoon om voor onze zonden te lijden en te sterven. De daden van de landarbeiders lijken op die van ons als we niet naar Gods woord en wet willen leven. Hoewel we na de zondeval elke dag nog fouten maken, zelfs als we Jezus erkennen als onze Messias, mogen we Hem om vergeving vragen. Hij zend nog steeds knechten uit om ons te leren dat Hij recht heeft op de vruchten van ons vernieuwde leven. 

Bronnen: de Bijbel met bijdragen over geloof, cultuur en wetenschap, de digitale studiebijbel, studiebijbel in Perspectief, S.V met kanttekeningen