En als u op weg gaat, predik dan: ‘Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.’
Mattheüs 10 bevat de tweede grote rede van Jezus. In deze rede heeft Mattheüs het onderwijs van Jezus bij elkaar gebracht. Volgens Lucas heeft Hij die bij de uitzending van de twaalf ( Lucas 9: 1-5) bij elkaar gebracht en vervolgens bij die van de tweeënzeventig ( Lucas 10: 1-11). Nadat Hij Zelf heel Galilea had doorgereisd om het Koninkrijk te verkondigen ( 8:1 – 9:38) koos de Mensenzoon Zijn apostelen die Zijn opdracht moesten voortzetten. ( Matth.10: 1-4,7,8,40). In de aanwijzingen die hun leraar meegaf benadrukte Hij de noodzaak van de afhankelijkheid van de Vader. ( vs 5-15) naar het voorbeeld van de Mensenzoon die Zijn hoofd nergens ter ruste kon leggen.( 8:20). Jezus heeft nooit de moeilijkheden van de opdracht voor Zijn gezanten verborgen. Wat de Leraar zou overkomen, zou ook Zijn leerlingen gebeuren.
In de tweede les verwees Hij naar de onvermijdelijke verdeeldheid die het Evangelie van het Koninkrijk veroorzaakte en de noodzakelijke keuzes die dit met zich meebracht. ( vs vs 34-39).
In de derde les sprak Jezus over de ontvangst en de hemelse beloning voor de gastvrijheid. De opdracht van de apostelen zou zijn vruchten afwerpen ( vs 40-42).
De leerlingen zouden in hun arbeid met tegenstand geconfronteerd worden ( vs 16-25), maar Jezus beloofde hen de steun van de Geest van de Vader.( vs 19-20).
Jezus heeft Zijn twaalf discipelen uitgezonden naar ‘het huis van Israël’ dat uit twaalf stammen bestond. Het spreken over ‘de twaalf’ heeft hiermee te maken gehad. Oorspronkelijke Griekse woord ‘discipel’ is afgeleid van het woord ‘leren.’ Een discipel leert hoe hij God moet gehoorzamen door overgave en afhankelijkheid aan Hem en Zijn geboden. ( vgl. Deut.5:1/ Psalm 119:7,71 en 73 / Jesaja 1:17/ Matth. 11:29)
Het woord ‘discipel’ verwijst naar de twaalf mannen die Jezus tijdens Zijn rondwandeling op aarde vergezelden. ( zie Matth. 10:2-4/ zie ook Joh.3 ) Uit Mattheüs 10 blijkt dat zij namens Jezus handelden. Ze verkondigden het Evangelie, maar genazen ook zieke mensen en wierpen duivelen uit. Anders dan een apostel is een discipel geen ambtsdrager. Niet alleen Jezus’ twaalf leerlingen maar ook een bredere kring van mensen die Jezus` onderwijs genoten, heten namelijk discipelen. Johannes had ook discipelen. ( Matth. 9:14) en de Joden beschouwden zichzelf als discipelen van Mozes. ( Joh. 9:28)
Jezus heeft de apostelen opgedragen om alle volken te onderwijzen. Dat wil zeggen: ‘tot discipelen van Hem te maken.’( zie Matth.28:19).
Een discipel erkent onvoorwaardelijk Jezus’ gezag. Door Zijn leer te aanvaarden, te belijden en te doen deelt hij in Christus lijden ( zie bijv. Matth. 10:17-42).
‘Op de weg van’( Matth. 10:5) betekent: ‘Op de weg naar, in de richting van,naar.’ Met ‘heidenen’worden hier in de tekst niet ‘individuele heidenen’ bedoeld, maar de ‘niet-goïm’ de niet-Joodse bevolking.
De opdracht van Jezus om ‘niet af te wijken naar de heidenen’ wil dus zeggen: ‘overschrijdt de grenzen van het Joodse land niet.’
‘Stad van Samaritanen’( vs 5) kan vanuit het grondwoord ‘medina’ ook betekenen: ‘provincie’ of ‘gebied’. Jezus sprak over het gebied tussen Judea en Galilea, waar als gevolg van kolonisatie een gemengde bevolking woonde. ( 2 Kon. 17: 24-28).
Om deze reden zou het onduidelijk kunnen zijn of Samaritanen nu Joden of heidenen waren. Daarom noemde Jezus hen apart en nam hiermee alle onduidelijkheid weg hoe de discipelen zich tegenover de Samaritanen hadden te gedragen. Jezus sloot op dit punt aan bij de Rabbijns-Joodse visie.
Nadat de leerlingen instructies gekregen hadden over het gebied van hun prediking kregen ze te horen welke boodschap ze moesten brengen.
‘Het koninkrijk der hemelen is nabij!’ riep Jezus. Deze woorden waren de kern van de prediking van zowel Johannes de Doper als de Heere Jezus ( Matth. 3:2/ 4:17).
Het hield in dat het Messiaanse Rijk, de beloofde Koningsheerschappij van God, op het punt stond om aan te breken. In bepaald opzicht was dat Koninkrijk al aangebroken. ‘Genees zieken, reinig melaatsen, wek doden op, drijf demonen uit’ ( Matth. 10:8).
Hoewel het voor de apostelen nog niet mogelijk was om bepaalde aspecten van het koninkrijk der hemelen verder te brengen, mochten ze het toch al prediken. Ze wisten nog niets over het lijden en sterven van de Heere Jezus, toch ging er al grote kracht uit van de oproep tot bekering.
Jezus heeft hier op aarde Zijn stem van kracht en waarheid, gerechtigheid en liefde laten horen. Hij koos twaalf mannen uit die Zijn stem door moesten laten klinken aan de mensen. Wij verwonderen ons over de woorden van de Heere Jezus. Wat waren die bijzonder. Wat was Hij onvoorspelbaar! Niemand sprak ooit zoals Hij. De discipelen hebben gehoorzaamd aan Zijn opdracht. Ze zijn uitgegaan en hebben het Evangelie opgeschreven en doorgegeven. Daarom hebben wij dat heerlijke Nieuws vandaag nog steeds. De klank van het Evangelie zal doorklinken tot op de jongste dag, tot Jezus terugkomt.
Bronnen: SV met uitleg / Studiebijbel in perspectief / Studiebijbelonline/ Jezus zien- Piper/ HSV/ de Bijbel met bijdragen over geloof, cultuur en wetenschap