Lucas 5:1-11

Jezus maakte niet Nazareth, maar Kafarnaüm tot zijn uitvalsbasis (4:31). Hij trad Zijn toehoorders tegemoet als een onderwijzer, een Meester ( 4:31, 31/ 5:1), en Zijn rondreizende publieke optreden ging vergezeld van wonderen. Zijn eerste leerlingen voegden zich bij Hem en volgden Hem. Zij zagen in Jezus een buitengewone Meester die ongelooflijke wonderen kon doen. Jezus hield het hoofd koel bij deze grote bekendheid, en ging gewoon door met het doen van de wil van Zijn Hemelse Vader.

Lucas 5:1-11 

In de perikoop over de wonderbare visvangst staat de persoon van Simon Petrus, en in  het bijzonder zijn roeping tot ‘visser van mensen’ centraal. Jakobus en Johannes worden zijdeling genoemd, en ook al begaven ook zij zich in het gevolg van Jezus, toch richtte Lucas zijn volle aandacht op Simon, op zijn gehoorzaamheid aan Jezus` bevel ( vs 3,5) op zijn reactie op het wonder ( vs 8,9) en op de belofte die Jezus hèm, en in eerste instantie alleen op hem richtte ( vs 10). Het opschrift van de perikoop zou dan ook gerust alleen “de roeping van Petrus” kunnen zijn. 

Er zijn overeenkomsten met Johannes 21, waar je kunt lezen over de wonderbare visvangst na Jezus’ opstanding uit de doden. Deze liep overigens ook uit op een bijzondere belofte voor Simon Petrus. 

De eerste drie verzen vormen de inleiding op het verhaal. Jezus wordt nog steeds op de voet gevolgd door de menigte. Het grondwoord ‘epi-keimai’ betekent: aandringen, op het lijf zitten. Je ziet het voor je: Jezus, omringd door een menigte mensen die Hem bijna omver duwen, om zo dicht mogelijk bij Hem te komen. Het zijn geen mensen die een ‘ster’ willen zien, maar mensen die hongerig en dorstig zijn naar de woorden die uit Zijn mond komen. De prediking van Jezus wordt hier aangeduid als ‘het woord Gods.’ Geen woorden over God maar woorden die regelrecht van God afkomstig zijn. Het gaat om de boodschap die God door de persoon van de Here Jezus tot de mensen richt. 

Plaats van handeling: de oever van het meer van Gennesaret, ook wel het meer van Galilea of de Zee van Tiberias genoemd. 

Om niet door al die mensen verdrongen te worden, nam Jezus de toevlucht tot een kleine vissersboot. Een geweldige uitkomst. Jezus zag langs de oever van het meer twee scheepjes liggen. Waarschijnlijk lagen ze half op het land, half in het water. De bemanning was net teruggekeerd van de vangst en was druk bezig om de netten schoon te spoelen zodat ze weer gereed lagen voor een volgende tocht. De eigenaar van een van de vissersboten was Simon. Hij had er nog geen idee van wat hem te wachten stond, maar Jezus wist alle dingen. Hij stapte doelbewust in de boot van Simon en vroeg hem een eindje van de kant weg te varen en dan het schip stil te leggen. Zo kon Hij verdergaan met het spreken van Zijn Goddelijke woorden. 

Nadat Jezus ophield met spreken gaf Hij Simon een bevel. ‘Vaar naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen.’

Jezus` opdracht om op klaarlichte dag de netten uit te gooien, ging lijnrecht in tegen alle visserslogica. Iedere visser wist dat het tegen alle natuurwetten indruiste omdat de vissen zich dan in dieper water bevonden. 

‘Meester, de hele nacht hebben we ons ingespannen en niets gevangen’ zei Petrus hulpeloos. ‘Maar als U het zegt zal ik de netten uitwerpen.’ Simon gaf gehoor aan het bevel van Zijn meester, ondanks het risico dat hij voor de ogen van zijn collega`s en voor de mensenmenigte op de oever voor schut zou staan. 

Simon sprak Jezus aan als Meester. Het is een vrije vertaling van het Aramese woord ‘Rabbi’. Lucas heeft dat Aramese woord niet gebruikt want het zou voor zijn niet-Joodse lezers onbegrijpelijk zijn. Daaraan zie je zijn missionair bezig zijn. De nadruk van het grondwoord ‘epistatis’ ligt niet zozeer op het leergezag, maar op het feit dat de aangesproken persoon het recht had om leiding te geven. Jezus had dat recht en Simon Petrus erkende het. 

Met een plons vielen de netten in het water. Het bleef even stil, maar niet lang. De mannen haalden de netten in, en zagen voor hun verbaasde ogen een verbluffend resultaat. Het net wriemelde van een grote massa vissen. Zo groot dat de netten bijna doorscheurden. Zonder hulp van anderen zouden ze deze hoeveelheid nooit binnenkrijgen. Met druk gesticulerende gebaren riepen ze hun collega`s uit het andere schip. Waarschijnlijk waren dat Jakobus en Johannes. Maar zelfs met hun hulp lukte het nauwelijks om de enorme vangst binnen te halen. Vooruitlopend op de naam waarmee hij later als discipel en apostel genoemd zou worden, noemde Lucas zijn broeder hier al voluit Simon Petrus. ( Lucas 6:14/Marcus 3:16/ Joh.1:43). 

De reactie van Petrus is heel bijzonder. Hij hield op met het binnenhalen van de vis, liep naar Jezus toe, viel op zijn knieën voor Hem neer en zei: “Ga weg van mij Heer want ik ben een zondig mens.” 

Schaamde hij zich om zijn aanvankelijke gebrek aan vertrouwen in Jezus` macht? Dat is hem als ervaren visser nauwelijks kwalijk te nemen. Er moet meer aan de hand zijn geweest: Uit Petrus` reactie blijkt dat hij zich geconfronteerd wist met een bijzondere openbaring van Gods tegenwoordigheid. 

De beschrijving van zijn reactie doet denken aan de roepingsverhalen van Oudtestamentische Godsmannen zoals Mozes, Jesaja en Ezechiël. Mannen die bij hun roeping ook een bijzondere ervaring hadden van de tegenwoordigheid van God en zich daarbij bewust werden van hun eigen zondigheid.( Ex.3:1-17/ Jesaja 6:1-8/ Ez.1:1- 2:3). 

Daarom knielde Petrus neer voor Jezus, als Gods gezant. Petrus realiseerde zich dat zijn eigen zondigheid en Gods heiligheid elkaar niet verdroegen. Daarom vroeg hij Jezus om van hem weg te gaan. Want waar Jezus is, daar is God. En God kan geen enkele zonde zien of verdragen. Hij kan ze wel vergeven door Jezus Christus Zijn Zoon. 

Niet alleen Simon Petrus zelf maar ook allen die bij hem waren, waren diep onder de indruk van de enorme hoeveelheid vis die ze gevangen hadden. Jakobus en Johannes stonden erbij, ook hun harten verwonderden zich tot in het diepst van hun ziel. 

Maar Lucas richtte zijn aandacht weer op Simon Petrus door de woorden van Jezus weer te geven. Jezus zei: ‘vrees niet!’ Een uitspraak die in de Bijbel overwegend van God en engelen komt en tot de mensen gericht is. 

‘Vanaf nu zul je mensen vangen, Simon Petrus!’ zei Jezus. Het woord ‘zogreo’ betekent: ‘vangen en in leven laten.’ Dit woord is dan ook bijzonder geschikt om Petrus` nieuwe roeping als verkondiger van het Evangelie te omschrijven. Hierdoor zouden ontelbare mensen uit hun zondige toestand gered worden en het eeuwige leven ontvangen. Wat een heerlijke roeping voor Simon Petrus! 

Psalm 150 – Nederland Zingt

 

Geef een reactie