Lucas 24:1-12
Het laatste hoofdstuk van Lucas beschrijft de gemengde gevoelens van de leerlingen – zowel mannen als vrouwen- die ontdekten wat er bij het graf was gebeurd.
‘Bij het graf aangekomen, zagen ze echter dat de steen voor het graf was weggerold. En toen ze naar binnen gingen, vonden ze het lichaam van de Heer Jezus niet. Hierdoor raakten ze helemaal van streek. Plotseling stonden er twee mannen in stralende gewaden bij hen. Ze werden door schrik bevangen en sloegen de handen voor hun ogen. De mannen zeiden tegen hen: ‘Wat zoekt u de Levende bij de doden? Hij is hier niet, Hij is uit de dood opgewekt. ‘Herinner u wat Hij u heeft gezegd toen Hij nog in Galilea was.’
Verwarring (vs4) verwondering ( vs12,22,41),geluk vermengd met twijfels(vs41). Het verleden werd in het licht van de nieuwe situatie bekeken. De kruisiging was niet de mislukking van de opdracht van de Messias, maar de vervulling ervan. Jezus moest als Profeet worden verworpen, en als Messias lijden. De opstanding en de hemelvaart zijn het teken van de Goddelijke erkenning. De Heilige Schrift vindt zijn vervulling en betekenis in het leven van Jezus.
De sabbat was voorbij. Heel vroeg in de ochtend gingen de vrouwen naar het graf. Niets wees erop dat de begrafenis van de Heere Jezus in haast plaatsgevonden had, of dat de voorbereidingen provisorisch waren geweest. Het ligt meer voor de hand dat de vrouwen naar het graf gingen om de dode te bewenen dan dat ze kwamen om de begrafenis te voltooien. Hoewel Josef van Arimathea en Nicodemus al kostbare specerijen in het graf hadden gelegd, wilden de vrouwen er hun eigen bescheiden bijdrage nog aan leveren. Een persoonlijk eerbewijs aan de dode.
Op de sabbat hadden ze de voorgeschreven rust in acht genomen ( Lucas 23:56). Maar zodra deze dag voorbij was, gingen ze tot actie over. De dag na de sabbat markeerde een nieuw begin.
Lucas heeft alle gebeurtenissen summier verteld. Hij gaf alleen de hoofdzaken aan.
Daar liepen de vrouwen naar het graf.
Bij aankomst in de hof van Arimathea ontdekten ze iets wat ze totaal niet verwachtten: het graf was geopend! De steen was weggerold.
De afgewentelde steen was het eerste signaal van Jezus` opstanding.
Daar hadden de vrouwen helemaal geen erg in.
Ze gingen het graf binnen. De schemerige ruimte was leeg!
Opnieuw een signaal van de opstanding.
Niemand had er erg in.
Hadden ze geloof gehecht aan Jezus` eerdere uitspraken, dan hadden ze daar gelijk aan gedacht. Maar nee, geen blijde verwachting. De Bijbel zegt er niets over.
Voor het eerst wordt Jezus hier voluit: de Heere Jezus genoemd ( Hand.1:21/ 4:33/ 8:16/ vergelijk Marcus 16:19/ Joh. 20:2).
Het is overduidelijk dat de vrouwen gechoqueerd waren. ‘Ze waren in grote verwarring’, zegt de bijbel.
Ondanks Jezus` voorzegging van Zijn opstanding ( Lucas 9:22), hebben de vrouwen eerder aan grafroof gedacht dan aan een opstanding uit de doden.
‘Plotseling stonden er twee mannen in stralende gewaden bij hen. Deze verschijning geeft aan dat het om engelen ging ( vergelijk Hand.1:10/ 10:31), die de vrouwen uit hun onzekerheid moesten verlossen door te vertellen dat Jezus was opgestaan uit de doden.
Verschrikt en bevreesd bogen de vrouwen hun hoofd ( Hand.9:4). De specerijen geven duidelijk aan dat ze een dode Jezus hadden verwacht. Nergens lezen we iets van geloof in een opstanding. Ze hadden kunnen weten dat Jezus op de derde dag uit de dood zou opstaan. Maar nee.
De engelen spraken de vrouwen aan met een Joods gezegde: ‘Wat zoeken jullie de Levende bij de doden?’( vgl. Jesaja 8:19/ Openbaringen 1:18).
‘Hij is hier niet, Hij is opgewekt!’ Korter en krachtiger kon het niet. Lucas heeft de opstanding niet gedetailleerd beschreven. Dat kon ook niet. Niemand was erbij, niemand heeft het aangedurfd om dit wonderlijke en tere moment te beschrijven.
‘Egerhte!’ ( Hij is opgewekt) heeft de engel gezegd. Het werkwoord staat in de lijdende vorm, waardoor het duidelijk wordt dat God de Vader Jezus uit de dood moet hebben opgewekt. ( Hand.3:15/ 4:10/5:30/ 10:40/ 13:30, 37).
Op andere plaatsen wordt gezegd dat Jezus Zelf uit de dood is opgestaan.( vs7,46/ 18:33/Hand.17:3). Dat spreekt elkaar niet tegen, het zijn twee aspecten van dezelfde zaak. Ze bevestigen juist de volkomen eenheid tussen de Vader en de Zoon.
Jezus` eigen woorden hadden de vrouwen van het feit moeten overtuigen dat Hij uit de dood was opgestaan. ‘Herinner u wat Hij u gezegd heeft toen Hij nog in Galilea was’ zeiden de engelen. ‘De Mensenzoon moest worden uitgeleverd aan zondaars, en moest gekruisigd worden en op de derde dag opstaan.’ Heel geduldig herhaalden de engelen de woorden van de Meester.
‘Uitgeleverd aan zondaars’. Met deze woorden gaven ze aan dat Jezus onschuldig was. Hoewel de dood van Jezus vastgelegd was in het Heilsplan van God, maakte dat gegeven de schuldenaars niet onschuldig, integendeel. Ze hebben zichzelf schuldig gemaakt door Jezus Christus te veroordelen (vgl. Lucas 17:1).
De engelen haalden woorden van Jezus aan die Hij tegen de leerlingen had gezegd. Daar waren de vrouwen niet bij geweest. Nu de engelen de woorden herhaalden, bleek opnieuw de echtheid van de uitspraken van de Meester.
Toen de engelen uitgesproken waren, snelden de vrouwen weg, naar de plaats waar de leerlingen waren: elf rouwende discipelen, en alle anderen, waarschijnlijk ook de Emmaüsgangers.
Blijde stemmen probeerden het gebeuren zo duidelijk mogelijk weer te geven. Maar helaas.
‘Onzin, kletspraat!’ zeiden de leerlingen terwijl ze de vrouwen afkeurend aankeken. Zo ongeveer moet het gegaan zijn. De reactie van de leerlingen kunnen we verklaren vanuit de cultuur van die tijd, die weinig geloof hechtte aan het getuigenis van een vrouw.
Het was een feit dat nog niemand Jezus Zelf had gezien.
Als er iemand was die ernaar verlangde om de Meester terug te zien, dan was het Petrus wel. Het verraad en de profetie van Jezus van tevoren moeten hem dag en nacht gekweld hebben. Maar Petrus wist als niemand anders dat Zijn Meester vergevingsgezind was, lankmoedig en groot van goedertierenheid. Zijn hart hunkerde naar Jezus. Toen hij het verhaal van de vrouwen hoorde ging hij dan ook niet in discussie zoals de anderen. Hij stond op en rende naar het graf. Daar aangekomen bukte hij zich om te kijken, maar hij zag alleen de linnen doeken liggen. Verder niets. Geen dode. Jezus was er niet. Onverrichterzake keerde Petrus terug naar de anderen, verwonderd over wat er gebeurd was.
Verwondering – dat is wat ons ook overkomt als we nadenken over Jezus Christus, de Zoon van God.
Het goede nieuws is dat Christus is gestorven voor zondaars zoals wij. Hij is lichamelijk uit de doden opgestaan om de verlossende kracht van Zijn dood te bevestigen, en om de poorten van het eeuwige leven en de eeuwige vreugde te openen (1 Kor.15:20). Het betekent dat God schuldige zondaars kan vrijspreken en toch rechtvaardig kan zijn( Rom.3:25-26). ‘Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen’( 1 Petrus 3:18). Als we thuiskomen bij God, vinden we diepe en blijvende vreugde en voldoening in Hem.
De vrouwen en de andere discipelen waren nog niet zo ver. Ze zouden Jezus nog in in levende lijve voor zich zien staan. Ze zouden Zijn woorden nog horen, Hem zien eten, aan Zijn voeten liggen.
‘Zalig zijn zij die niet zien, en toch geloven’ zou Jezus later zeggen.( Joh.20:29)
De zegeningen die zijn verworven door de dood van Christus behoren toe aan mensen die zich bekeren, en Hem vertrouwen ( Hand.3:19/16:31).
Ons rest de vraag waar wij staan.
‘Glorie aan God’ met Tekst | Opwekking 354 | Samenzang en Orgel