Lucas 14: 15- 24
Er was eens een gastheer die een groot feest te vieren had. Lang van tevoren nodigde hij zijn gasten uit, zoals het bij de Romeinen en Joden de gewoonte was.
Toen de uitnodigingen de deur uit waren gaf de rijke gastheer zijn dienaren de opdracht om alles klaar te maken voor het feestmaal. Om te weten op hoeveel gasten hij bij de voorbereidingen moest rekenen, verwachtte hij een antwoord van zijn invités.
Vele uren voorbereiding werden getroffen. Uiteindelijk waren alle dingen gereed en stuurde de gastheer een knecht rond om de genodigden een reminder over te brengen. ‘ Over enkele uren begint het feest! ‘ hoorden de mensen hem zeggen. ‘ Kom, want alles is klaar! ‘ zei hij ook nog. Precies zoals de gastheer hem opgedragen had zei hij het.
‘ De maaltijd staat klaar, het is nu tijd om aan tafel te gaan!’ zo kun je deze woorden ook vertalen. Zoals een ouder zijn kinderen aan tafel roept, met nadruk.
Omdat iedereen de uitnodiging aangenomen had, mocht de gastheer verwachten dat zijn gasten mooi aangekleed op het feest zouden verschijnen. Helaas, het tegenovergestelde gebeurde. Alle gasten begonnen zich te verontschuldigen.
De genodigde die als eerste zijn verontschuldigingen inbracht voerde als motief aan dat hij een nieuwe akker gekocht had die hij moest gaan bekijken. Hij kon echt niet komen, de gastheer moest hem voor verontschuldigd houden. Dat sloeg natuurlijk nergens op, de akker zou er zeker de volgende dag ook nog zijn, en een week later ook nog. Als je een akker koopt dan doe je dat pas nadat je het stuk grond nauwkeurig bekeken hebt en hebt laten taxeren. Als je dat allemaal hebt gedaan, dan begin je over de prijs te onderhandelen om uiteindelijk de koop te sluiten. Maar het belang van het eigen bezit ging de eigenaar boven de morele plicht die hij tegenover zijn gastheer had.
De gastheer fronste zijn wenkbrauwen. Hij was daar nog niet klaar mee toen er een tweede boodschap kwam. Weer een afzegging. De genodigde had vijf span ossen gekocht en moest die gaan inspecteren. ( dokimazo= onderzoeken, proberen, keuren, toetsen ) .
Bijzonder, zijn situatie hield ook verband met de landbouw. Het verschil lag hierin besloten dat de eerstgenoemde niet kwam om zijn bezit, en de tweede niet om het werk dat hij te doen had. De man moet een groot landbouwbedrijf hebben gehad, anders had hij nooit zoveel ossen kunnen kopen. Uiteraard raakte deze verontschuldiging kant nog wal. De ossen waren al aangekocht, ze waren grondig bekeken en de ossen moeten zelfs al onder het juk zijn gebracht, anders had hij ze nooit aangekocht. ( zie 1 Sam. 11:7/ 1 Kon.19:19 ) om zo hun kracht te kunnen beproeven.
De gastheer voelde zich boos worden om zoveel onredelijkheid. Maar het zou nog erger worden. Er kwam weer een boodschap binnen. ( We zouden zeggen: hij kreeg weer een appje met een afzegging) Deze keer afkomstig van een gast die niet kwam omdat hij net getrouwd was. Onzin natuurlijk, het zou voor de pasgetrouwde man alleen maar leuk geweest zijn dat hij gefeliciteerd kon worden door allerlei mensen die zich in zijn prille huwelijk verheugden. Maar nee, hij kwam gewoon niet. Opvallend detail uit het verhaal: de weigeringen worden in steeds kortere bewoordingen uitgesproken terwijl de inhoud van de uitspraken krasser wordt. Jezus bedoelde met zijn gelijkenis de Joodse leiders zoals die nu samen met Hem aan tafel zaten. Hoewel ze uit de woorden, wonderen en daden van Jezus hadden moeten opmaken dat ze met de Messias te maken hadden, wezen ze Hem af.
Jezus was gekomen om Zijn heerlijk koninkrijk te vestigen. Wilden zij aan de grote maaltijd in het Koninkrijk van God deelnemen, dan zouden ze nu eerst met Hem het brood moeten delen. En voor die eer bedankten zij.
Een drievoudige afwijzing, heel erg. Maar de gelijkenis was nog niet af. Jezus ging verder.
‘Hoewel de gastheer boos was over de weigering van de genodigden, nam hij geen wraak. Hij gaf andere bevelen. Zijn dienaren werden erop uitgestuurd om vlug naar de straten en de wegen van de stad te gaan. Er was haast bij, de maaltijd stond klaar. In de stegen en op de straten van een stad in die tijd bevonden zich alleen maar minder bedeelden. Armen, verminkten, kreupelen, lammen en blinden. Mensen die door bedelen aan de kost moesten komen. De dienaren van de gastheer moesten die mensen niet alleen uitnodigen maar ook helpen om de feestzaal binnen te gaan. Alles gebeurde zoals de gastheer had gezegd. De knechten hadden de tafels gevuld met de mensen die ze op de straten van de stad vonden. ‘ Alle plaatsen zijn nog niet bezet heer’ zeiden de knechten van de gastheer toen ze hun taak hadden volbracht. ‘ Ga dan naar de straten en de wegen buiten de stad mannen! ‘ zei de gastheer. ( ex-erchomai = de wegen en straten naar andere steden en dorpen / phragmos = de steden die tussen de wijngaarden en landerijen gelegen zijn ). Alle mensen die ze aan zouden treffen, moesten ze op Oosters hoffelijke wijze dringend uitnodigen om mee te gaan. Want de gastheer wilde zijn huis vol hebben!
‘ Ik zeg jullie: niemand van de genodigden zal van mijn feestmaal proeven! ‘ zei Jezus tenslotte. Ze hadden op grond van twijfelachtige excuses de gastheer afgewezen en hem heel erg beledigd. Anderen zouden in hun plaats aan tafel gaan. Buitenstaanders, outcasts, mensen die eigenlijk geen enkel recht op dit feestmaal hadden gehad. Zij zouden de overheerlijke gerechten proeven en daarbij smaken hoe goed de gastheer was. Jezus doelde op degenen die misschien nog nooit een Thorarol hadden gezien maar wel in Hem geloofden. Die mensen gaven het Evangelie gehoor ( Lucas 5: 27-32 / 15:1/ 18:43/ 19:9). De diepere betekenis van Jezus` woorden zijn overduidelijk: Alleen door het Evangelie van Jezus Christus aan te nemen en in Hem te geloven zullen wij deelnemen aan het Messiaanse Koninkrijk en het Feestmaal van God.