Ondanks de weerstand die Hij ondervond, was Jezus` bediening vol zegen. Het was het voorrecht van Jezus om discipelen te maken, ze naar Zijn wil te vormen, en gereed te maken voor hun verdere vorming. Jezus doopte degenen die Hij tot Zijn leerlingen maakten niet zelf, maar liet dat aan Zijn discipelen over. Jezus maakte op die manier bewust onderscheid tussen Zijn doop en die van Johannes. Hij liet briljant leiderschap zien en toonde duidelijk dat datgene dat door Zijn dienaren volgens Zijn aanwijzingen gedaan werd, van evenveel waarde was als wanneer het door Hem was Zelf gedaan.
Helaas verbitterde de zegen van het Evangelie de vijanden.
Dat was Jezus volmaakt bekend. Opvallend was dat Hij geen enkele moeite deed om Zijn tegenstanders van Zijn gelijk te overtuigen. Hij verliet Judea omdat Hij nog veel moest doen en Zijn stervenstijd nog niet aangebroken was. Jezus was hier op aarde nog niet klaar met Zijn bediening. Zijn leerlingen nog niet uitgeleerd. Ze waren ook nog niet in staat om zware beproevingen te verdragen. Daarom ging Jezus naar Galilea waar Hij minder vijanden en meer vrienden bezat.
De reisroute liep door Samaria en Jezus en Zijn leerlingen passeerden het stadje Sichem Ooit had vader Jakob zijn zoon Jozef daar land gegeven. Hij had zijn herders een put laten graven, die naar zijn naam genoemd was. Ze waren vroeg vertrokken, maar de zon brandde fel. Iedereen was moe en dorstig. Toen ze rond het middaguur in Sichem aankwamen was hun eerste gang naar de waterput. Daar ging Jezus zitten. Het was nog lang geen tijd voor de plaatselijke herders om hun schapen te drinken te geven. Er was niemand te zien.
De Samaritanen waren bastaard Joden. Ze aanbaden alleen de God van Israël, voor wie ze een tempel opgericht hadden op de berg Gerizim. De mensen uit Samaria waren Jezus niet goed gezind. Ze hadden Hem niet toegelaten toen ze zagen dat Hij op weg was naar Jeruzalem. ( Lukas 9 : 53 ) Jezus Zelf had Zijn leerlingen in eerste instantie de opdracht gegeven om geen steden van de Samaritanen binnen te gaan. ( Matth. 10 : 5 ) Hij was ook niet van plan om hier in het openbaar te evangeliseren of om wonderen te doen. Hij was immers gekomen voor de Israëlieten. Er bestond echter geen andere weg om naar Galilea te reizen dan via de weg door Samaria. Anders had Jezus de Jordaan over moeten steken en een grote omweg moeten maken. Sichem had ooit de eerste proseliet voortgebracht die in de kerk van Israël opgenomen werd ( Gen. 34 : 24 ) en nu was het ook de eerste niet – Israëlische plaats waar het Evangelie gebracht zou worden. Bijzonder!
De leerlingen waren het stadje binnengegaan om een bakker te zoeken zodat ze brood konden kopen. Door de zinderende hitte van het middaguur kwam een vrouw aangelopen. Ze had een kruik op haar hoofd. In één oogopslag had ze gezien dat er een Joodse man bij de put zat. Zwijgend liep ze naar de bron toe, totaal niet voorbereid op het feit dat Jezus tegen haar zou gaan praten. Samaritanen werden geminacht. In 722 v. Chr. werd het koninkrijk Israël door de Assyriërs veroverd. Een deel van de inwoners werd weggevoerd waarvoor andere bevolkingsgroepen in de plaats kwamen. Deze vermengden zich met de inwoners in de streek rond Samaria. Hieruit kwamen de Samaritanen voort. Door de Joden van het koninkrijk Juda werden deze Samaritanen niet geaccepteerd omdat Samaritanen naar hun mening niet het zuivere Joodse geloof navolgden. Na de terugkeer uit de Babylonische ballingschap van de inwoners van Juda deden de Samaritanen een verzoek om de verwoeste tempel in Jeruzalem te helpen opbouwen, maar dat werd afgewezen. De Samaritanen bouwden toen een eigen tempel op de berg Gerizim in het heuvelland van Samaria. Volgens de Israëlieten was deze tempel niet geldig. Toen een zekere Antiochus IV Epiphanes het koninkrijk Israël veroverd had moesten alle lokale tempels aan de heidense goden gewijd worden. Dat namen de Joden hen niet in dank af, ze begonnen een opstand waarbij de priesterfamilie van de Makkabeeën de leiding nam. Vervolgens stichtten ze zelf een koninkrijk. Ze vielen Samaria binnen en verwoestten daar de tempel. Toen de Heere Jezus zijn bediening vervulde minachtten de Joden de Samaritanen nog steeds diep.
Terwijl de vrouw water putte hoorde ze Jezus ineens vragen: “ Geef me alsjeblieft iets te drinken! “ Stomverbaasd zette de vrouw haar kruik neer. Ze stopte met water putten, keek Jezus aan, en zei: “ Dat meent U toch niet? U bent een Jood, en ik een Samaritaanse vrouw! “
De Meester keek de vrouw aan, Hij wist alles van de eeuwenoude strijd, de minachting van de Joden en de haat van de Samaritanen. Het was de hoogste tijd om dit dilemma aan te pakken. Maar er was meer. Het was Jezus om de ziel van deze vrouw te doen. “ Je weet niet wie Ik ben. Ik heb je om water gevraagd. Maar als je wist Wie Ik ben, dan zou je Mij om levend Water vragen, en Ik zou je water gegeven hebben dat eeuwig leven geeft. “
Het was even stil. De vrouw keek Jezus aan. Haar stem klonk lichtelijk ironisch toen ze zei: “ Neemt U mij niet kwalijk, maar U heeft niet eens een emmer, en de put is diep. Waar zou U water vandaan willen halen? Kunt U meer wonderen verrichten dan onze voorouder Jakob? Hij heeft ons deze put gegeven en er zelf water uit gedronken. Zijn zonen en vee dronken er ook uit. “ Toen begon Jezus Zijn missie nader toe te lichten. Hij zei: “ Iedereen die water uit deze put drinkt, zal weer dorst krijgen. Maar het water waar Ik op doel zorgt ervoor dat je nooit meer dorst zult hebben. Het blijft altijd in je, en het geeft eeuwig leven. ”
De ogen van de vrouw begonnen te glinsteren, ze dacht mee en geloofde wat Jezus haar vertelde. “ Meneer, geef mij dat water! “ riep ze enthousiast. Het lijkt me ideaal! Dan hoef ik nooit meer naar de put om water te halen. “ “ Haal eerst je man op, en kom samen terug “ zei Jezus recht op de vrouw af. Het bleef even stil, toen zei de vrouw: “ Ik heb geen man. “ “ Precies! “ antwoordde Jezus. “ Je hebt vijf mannen gehad, en die je nu hebt daar ben je niet mee getrouwd. “ Daar was geen spelt tussen te krijgen, het was de waarheid.
De vrouw toonde geen enkele emotionele reactie, hoewel dit feit ook onder de Samaritanen niet gewaardeerd werd. Ze kwam niet voor niets op dit tijdstip naar de bron, ze wilde haar stadsgenoten ontwijken. Normaal gesproken kwam iedereen pas tegen de avond met het vee naar de bron. Daar maakten ze hun dagelijkse praatje. Maar de Samaritaanse vrouw hoorde daar niet bij. Verrast keek ze Jezus aan. Ze ging niet direct op Zijn woorden in, maar zei: “ Ik zie dat U een profeet bent. “ Vervolgens legde ze Hem de eeuwenoude kwestie van de tempel voor. De Heere – die alles van dit trieste verhaal kende – legde haar uit dat er een tijd zou komen dat God niet meer op de berg Gerizim of in de tempel van Jeruzalem vereerd zou worden, maar dat ze door de komst van de Heilige Geest God de Vader echt zouden leren kennen en Hem op een nieuwe manier zouden leren vereren.
De woorden van Jezus maakten indruk. De vrouw dacht even na en antwoordde toen dat ze wist dat de Messias zou komen die Christus genoemd zou worden. Toen gebeurde er iets bijzonders. Jezus zei gewoon tegen dat Hij de Messias was. “ Ik ben het! “ zei Hij “ Ik praat met je. “ ( Johannes 4 : 25 )
Terwijl de vrouw geloofde, kwamen de leerlingen terug uit Sichem. Ze waren stomverbaasd dat Jezus met een vrouw aan het praten was. Dat was ongehoord. Ze vonden dat het eigenlijk geen pas gaf.
Terwijl ze met Jezus aan het praten waren, was de vrouw ineens in geen velden of wegen meer te bekennen. Het geloof in de Messias had haar zo blij gemaakt dat ze alle mensen in Sichem toeriep dat de Messias gekomen was. “ Kom mee! riep ze.” Er is Iemand die alles van mij weet! Dat moet de Messias zijn! “ Dit nieuws sloeg in als een bom. De hele stad raakte in rep en roer. Iedereen haastte zich de stad uit en ging naar Jezus toe.
Het hart van de Jezus moet vol blijdschap gestroomd zijn. Terwijl Zijn leerlingen hem vroegen om iets te eten zei Hij: “ Ik leef van iets dat jullie niet kennen. Ik leef van de gehoorzaamheid aan God. Ik doe alles namens Hem, en dat werk zal ik afmaken! “ En zo gebeurde het ook. Jezus zei tegen Zijn leerlingen dat ze in Samaria een geestelijke oogst binnen mochten halen. Het bleek dat heel veel mensen uit Sichem hun hart voor de woorden van Jezus open deden. Ze vonden in Hem de Messias, de Langverwachtte. De mensen waren zo hongerig naar het Evangelie dat ze Jezus vroegen om langer bij hen te blijven. Dat verzoek werd ingewilligd, Jezus bleef nog twee dagen in de stad. De woorden die Hij sprak en de liefde die Hij gaf deden wonderen. Meer en meer mensen geloofden in Hem. Hun hart en leven werd vol blijdschap, en eeuwig leven. Stromen van geestelijk water borrelden op, daar in Sichem. De mensen zeiden tegen de vrouw dat ze eerst haar woorden geloofden, maar nu Jezus Zelf geloofden.
“ Hij is de Messias, de Redder van de wereld! “ riepen ze elkaar toe.
En zo mochten verachte Samaritanen de eersten zijn die volmondig beleden dat Jezus de Christus was. Hun eeuwenoude smaad werd door de Heiland afgewend. ( Bijbel in gewone taal, NBV, SV, Focus, MH, de geschiedenis van de Samaritanen )