Johannes 15: 1 / Jesaja 53

Het beeld van de wijnstok wordt vaak gebruikt in het Oude Testament met betrekking tot Israël. Jezus stelt zichzelf op bovenstaande manier voor als het ware Israël voor dat uit goede ranken bestaat. Ranken die niet gesnoeid hoeven te worden omdat ze vrucht dragen. 

In Jesaja 53 wordt het plaatsvervangende lijden van de Knecht van JHWH beschreven als een  Persoon die gelijk is aan de Verlosser die komt. Er komen mensen aan het woord over de Knecht. Waarschijnlijk een gelovige rest van Israël. (vgl. Jes.6:13 en 7:3), een overblijfsel dat spreekt uit naam van het hele volk. 

Het eerste vers zijn twee retorische vragen:  ‘Wie kan geloven wat wij hebben gehoord? Aan wie is de macht van de Heer geopenbaard?’

Uit deze vragen blijkt verbazing en er wordt een negatief antwoord verondersteld. Daarmee geeft de spreker aan dat God Zijn kracht laat zien op een manier die niemand voor mogelijk gehouden zou hebben. Door deze vragen bevestigt het gelovige Israël dat Hij verlost op een manier die mensen nooit zelf bedacht zouden hebben: De bede van het ontwaken van de arm van de Knecht wordt beantwoord met Zijn vernedering en in Zijn lijden. 

De inleidende vraag wordt verduidelijkt. Er wordt een beeld geschetst van een uit de aarde opschietende loot, waar nog geen twijgje of vrucht aan zit. Kaler kan het niet, zou je zeggen. De mensen gaan met de Knecht om alsof Hij  een verachtelijke persoon is.( vgl. Jes. 49:7/ 50:6) 

De Knecht werd veracht en door mensen verlaten. Zijn volksgenoten en directe omgeving meden Hem. Het ging om Iemand die vertrouwd was met ziekte, op een zodanige manier dat men het gezicht voor Hem verborg. Niemand had in de gaten dat deze Persoon hecht met God de Vader verbonden was en dat de vervulling van Zijn opdracht Hem in erbarmelijke omstandigheden bracht. 

Na de schets van het lijden in het algemeen wordt de aandacht gericht op het plaatsvervangende lijden. Er gebeurt iets heel bijzonders. De Israëlieten verklaren dat Hij hun smarten en ziekten heeft gedragen. In Jesaja 1:5-6 wordt het volk van Israël beschreven als een zieke waar niemand naar omkijkt. Hier in dit tekstgedeelte ondergaat de Knecht datzelfde lot. Hij neemt de overtredingen en de gevolgen van de zonde op zich. Maar deze daad van zelfovergave werd door de Israëlieten niet herkend en niet naar waarde geschat. Iedereen beschouwde Hem als een geplaagde, door God verdrukte. 

De dramatiek van dit vers is dat de Knecht als veroordeelde wordt beschouwd voor de mensen van wie Hij de schuld droeg. De gelovige Israëlieten vertellen dat Hij om hun zonden werd veroordeeld en verdrukt. Lijden is niet iets moois of verhevens. Lijden is moeilijk, verdrietig en zwaar. Het lijden van de Heere Jezus had echter iets unieks in zich. Zijn lijden maakte het mogelijk dat wij vergeving van zonden ontvangen. De straf die ons de eeuwige vrede van onze ziel aanbrengt was op Hem en door Zijn striemen zijn wij genezen. Jezus heeft de oorzaken voor de straf weggenomen en daarom is de weg nu vrij voor de zegen. 

God de Vader is heilig. Hij kan de zonde niet door de vingers zien. Daarom heeft Hij de vergelding van zonden voldaan aan Zijn Zoon Jezus Christus. Door Zijn genadige dienstwerk zal er een tijd aanbreken van eeuwige vrede, zonder oorlog, conflict en ziekte. De vloek wordt in een zegen veranderd. 

Omdat Jezus – de Knecht bij uitstek- geleden heeft, mogen wij weten dat Gods Geest aanwezig is in het leven van de gelovige. Dit vormt het bewijs dat hij door God aangenomen is als Zijn kind: De erfenis van Gods Zoon is hem beloofd. ( Rom.8:5-17). Nu wordt voor ons die geloven deze hoop helaas vaak nog beleefd in een situatie van lijden. ( Rom. 8: 18-30) 

Maar de volledige verlossing komt eraan: de bevrijding van de oude schepping waar de gelovigen met hun lichaam nog deel van uitmaken. Om die verlossing bidden wij. De Heilige Geest zucht woordloos met ons mee ( Rom. 8:22-23, 26). Hij pleit voor ons, in overeenstemming met Gods plan. Dat plan van God gaat over de toekomstige luister die zich aan het voltrekken is. ( Rom. 8: 27-30). 

Dankzij Jezus Christus mogen wij ons vrij weten van elke veroordeling. In die kracht mogen wij staan en hebben wij hoop.