Jezus had het met bovenstaande woorden over de komst van de Heilige Geest. Hij noemde die ook wel ‘de Geest der waarheid.’ ( vs 17). Deze Geest zou Zijn leerlingen nog verder binnenvoeren in Gods waarheid. Dit zou ertoe leiden dat zij zouden zien hoe innig de verhouding tussen Jezus Christus en Zijn Vader was. ( Joh. 10:38)
Toen ze aanlagen aan de tafel waar Jezus het laatste brood gebroken had, moest Hij Zijn leerlingen er nog toe oproepen om te geloven dat Hij in de Vader was, en de Vader in Hem. Maar na de uitstorting van de Heilige Geest zou dat niet meer nodig zijn. Dan zouden ze beseffen dat Hij en de Vader heel nauw met elkaar verbonden waren. En dat niet alleen, ze zouden ook beseffen dat de relatie tussen Jezus en de Vader bepalend was voor de relatie tussen Hem en hen.
Zoals de betrekking tussen Jezus en de Vader er één is van grote innigheid, zo ging dat ook op voor de verhouding tussen Jezus en Zijn leerlingen. Het beeld dat Jezus gebruikte om deze situatie uit te drukken was die van een herder en zijn schapen. ( Joh. 10:11-14) en die van een wijnstok en de ranken. ( Joh. 15:5).
In dat opzicht was er duidelijk sprake van overeenkomst. Die innige gemeenschap stelde Jezus Zijn discipelen in het vooruitzicht als iets schitterend moois dat ze binnen afzienbare tijd te danken zouden hebben aan de Heilige Geest. ‘Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?’ Deze vreugdevolle woorden waren de conclusie van Paulus toen hij in Romeinen 8 het nieuwe leven door de Geest beschreef.
‘Als wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus. Wij moeten delen in Zijn lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.’ (Rom.8:17) Het hele Evangelie getuigt ervan: God is in Christus vóór ons. We kunnen daarbij denken aan de Godsspraak: ‘Immanuel, God met ons.’ (Matth. 1:23)
Dat God vóór de gelovigen is, liet Hij al zien in het Oude Testament. Vooral in de psalmen kun je dat lezen. ( Psalm 118:6/ 23: 4/ 56: 10,12) Wanneer God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn?
Helaas, in de praktijk van elke dag die wij hier op aarde leven hebben gelovigen veel vijanden. Vaak zijn ze hun aardse leven niet zeker. Paulus was zich daarvan bewust. ( vgl. 2 Kor. 11: 23-28) Maar geen enkele vijand is in staat om de gelovigen het eeuwige heil en de toekomstige zekerheid te ontnemen. ( vgl. Matth. 10: 28) God is voor ons!
Toen Christus uit de doden is opgewekt, heeft Hij in essentie alle mensen die in Hem geloven uit de dood opgewekt en hen een plaats gegeven in de hemelsferen, in Christus Jezus. (Efeze 2: 6) Deze woorden leggen het accent op de band waarmee elke gelovige met Christus verbonden is. In wat God aan Christus Zijn lieve Zoon heeft gedaan, zijn de gelovigen betrokken door hun geloofsverbondenheid met Hem. Ze hebben in Christus deel gekregen aan Zijn opstanding. En in zekere zin ook aan Zijn verhoging. Hoewel dit pas zichtbaar zal worden aan het einde der tijden, bij de opstanding uit de doden, geeft Paulus hier aan dat dit heerlijke feit door de geloofsverbondenheid met Christus voor de gelovigen ook in het hier en nu al realiteit is.
Deze verbondenheid komt tot uiting in de Doop. Want door de doop zijn wij verbonden met Christus in Zijn dood en opstanding. ( vgl.Rom. 6: 3-5/ Kol. 2: 12-13).
De zegeningen die zijn verdiend door de dood van Jezus Christus behoren toe aan hen die zich bekeren en Hem vertrouwen. ( Handelingen 3: 19 / Handelingen 16: 31 / Johannes 6: 35/ Romeinen 4: 4,5/ Efe. 2: 8,9 )
Het is een gratis kado ( Romeinen 3:24)
We zullen het krijgen als we het boven alles koesteren ( Mattheüs 13:44)
Als we dat doen, dan is Gods doel met de schepping bereikt. dan wordt Hij in ons verheerlijkt en vinden wij in Hem alles wat ons hart verlangt.
Wie dit begrijpt mag concluderen dat God aan het werk is in zijn of haar leven.