Johannes 11:25,26

Maar Jezus zei: ‘Ik ben de Opstanding, en het Leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal nooit sterven. Geloof je dat? ‘Ja Heer zei ze, ‘ik geloof dat U de Messias bent, de Zoon van God die naar de wereld zou komen.’ (Joh.11:25-26) 

Het verslag dat voorafgaat aan deze woorden van de Here Jezus markeert de overgang tussen het publieke optreden van Jezus en Zijn lijden. De opwekking van Lazarus kondigt de opstanding van Jezus aan en de zalving ( 12:1-11) wordt voorgesteld als een voorafspiegeling van Zijn graflegging. De opstanding van Lazarus is een teken en verschilt daarmee duidelijk van de opstanding van Jezus: als hij uit het graf komt, is hij in doeken gewikkeld en moet hij worden geholpen om zich eruit los te maken.( 11:44 vgl 20:6-7). Lazarus is opgestaan maar hij keert terug tot hetzelfde leven als daarvoor. 

Het wonderteken maakt dat Marta en Maria een diepgaander begrip en geloof ontwikkelen. Zij zijn de hoofdpersonen van dit verhaal over de opstanding van hun broer. Lazarus zelf komt niet aan het woord. Marta gelooft vanaf het begin in Jezus. Zij weet dat Hij de Christus is, de Zoon van God ( 11:27), en dat Hij kan genezen ( 11:21). Maar zij heeft niet begrepen dat hij de ‘opstanding en het leven’ is. Dat wil zeggen dat Hij het eeuwige leven in zichzelf heeft, dat Hij het kan geven, en dat het niet onderhevig is aan de dood. 

Jezus maakte zich aan Maria bekend. Maria zocht de opstanding in de toekomst ( vs24), maar Jezus riep haar terug naar het heden. Hoewel Jezus zeker geen afbreuk wilde doen aan de gedachte van het leven in de toekomende eeuw, en de opstanding op de jongste dag ( vgl.bijv Jes.26:19/ Dan.12;2 ), wilde Hij de aandacht vestigen op het leven van deze eeuw. Ook nù kunnen mensen genieten van het eeuwige leven, zoals mensen in het Oude Testament genoten van hun omgang met God tijdens hun aardse bestaan. (Deut.30:15-20/ Psalm 16:11/ 36:9). 

Jezus is nu, vandaag, de Opstanding en het leven. De toekomst is nu! 

Jezus is de Opstanding. Door Zijn lijden en sterven heen zou Hij tot de Opstanding komen. Hij heeft de opstanding tot stand gebracht. Omdat Hij is opgestaan mogen Zijn volgelingen ook met Hem opstaan. Zijn opstanding had zoveel kracht dat Christus zichzelf de Opstanding noemen mag.( 1 Kor. 15/ Fil.3:10,11) 

Jezus is ook het leven. De bron van alle leven is God, maar Hij heeft ook Zijn Zoon  gegeven het leven te hebben in Zichzelf. (Joh.5:26). 

Jezus is het levende brood (Joh.6:51) en het levende water (Joh. 4:10), ja zelfs het leven in absolute zin.(Joh.11:25/14:6). 

Opstanding en leven hebben hun grond in Jezus en ze worden door Hem gegeven. De opstanding van Jezus heeft de weg gebaand naar het eeuwige leven. Daardoor werd de dood verslagen. Omdat Christus door Zijn opstanding weer de Levende werd, mogen ook Zijn discipelen in Hem het eeuwige leven ontvangen ( Efeze 2:5/5:8). 

Je begrijpt nu dat het daarom van beslissende betekenis is om door het geloof met Hem verbonden te zijn. Alleen door Hem kunnen we het eeuwige leven ontvangen. En wanneer een christen door het geloof zo verbonden is aan Hem kan niets die band ooit meer breken. ( Joh. 5:24.29). 

Zelfs al worden wij hier op aarde door de dood weggenomen, in Christus is het eeuwige leven voor altijd ons deel. ( vgl. bijv. Joh.3:15/ 36a / Joh. 5:24/ 6:40, 47/ 17:3). 

Wie nu al eeuwig leven heeft, zal op de jongste dag opgewekt worden uit de lichamelijke dood (Joh. 6:40). 

In vers 26 zet Jezus deze gedachte voort. Het duratieve aspect van de werkwoordsvormen levend en gelovend geven aan dat het gaat om een leven in geloof, een duurzaam geloof dus. De relatie die er is tussen leven en geloven wordt nadrukkelijk aan de orde gesteld. Het leven waarover Jezus tegen Marta en Maria sprak, en dat Hij zelf is en tot stand brengt, kan slechts in geloof beleefd worden. Het gaat er niet om dat we ons hier iets bij kunnen voorstellen maar het gaat erom dat wij ‘geloven’. Dat wil zeggen: ‘Dat wij ons vertrouwen stellen op Christus en op alles wat Hij zegt. 

Of, zoals Paulus zei:’ ervan overtuigd te zijn dat Christus ons leven is.’( Filip.1:21). 

Hoewel een gelovige lichamelijk zal sterven, zal zijn leven in Christus geen einde kennen. ( Joh. 8:51/ Rom.6:8-11). Dit zijn geen vanzelfsprekendheden, anders had Jezus niet zo nadrukkelijk aan Marta gevraagd naar haar geloof. Jezus vroeg naar haar persoonlijk geloof in Zijn woorden, d.w.z. in Hem. ‘Geloof je dat? Gelooft gij dat?’

Deze vraag komt ook naar ons. Net zoals elk historisch feit, zo kan ook de opstanding van Christus in twijfel getrokken worden. Maar als God instaat voor de betrouwbaarheid van de getuigen, de moed van hun latere prediking, de onbeduidendheid van de tegenstand, de uitwerking van het Evangelie, de samenhang van de boodschap, de alomvattende toereikendheid van het christelijk wereldbeeld, en de geestelijke heerlijkheid van Jezus Christus- wanneer God hiervoor instaat, en voor nog veel meer- zal Hij ook in staat zijn om de gedachten van de meest hardnekkige scepticus open te breken. Als God ons wekt uit de verstijving van ongeloof en Hij onze geest verlicht met ‘de lichtglans van het Evangelie van de heerlijkheid van Christus’ ( 2 Kor. 4:4), dan zien we, tegelijk met de vreselijke gloed van Zijn lijden de grootsheid van Zijn opstanding.

 

Jezus leeft en ik met Hem

Daar juicht een toon – Nederland Zingt

Hallelujah To The Lamb

Lied: Juicht aarde, juicht alom de Heer & Love the Lord with all your heart