Hij kwam tot Zijn eigendom, en de Zijnen namen Hem niet aan. JOHANNES 1:11
De uitleg van bovenstaande tekst hangt af van wat wij onder het begrip ‘ het Zijne’ verstaan. Het woordje ‘idios’ ( eigen, eigenaardig ) duidt over het algemeen aan wat iemand als zijn eigendom toebehoort. Het eigen huis, het eigen bezit, het eigen belang ofwel: ‘ vaderland.’
Sommige verklaarders willen ‘het Zijne’ betrekken op het begrip ‘Kosmos’( wereld) dat Johannes in vers 9 en 10 gebruikt.
Bij ‘de Zijnen’ moeten we dan denken aan alle mensen wie het Woord van God toebehoort. Al het geschapene, de mensheid inbegrepen, is immers door het Woord ontstaan. ( Joh.1:3). Maar dat staat ook al in vers 10. Dan zou het elfde vers een herhaling van het voorgaande zijn. Dat lijkt niet logisch. Daarom is het meer voor de hand liggend om ervan uit te gaan dat de woorden ‘het Zijne’ betrekking hebben op het volk Israël. Johannes grijpt hier dan terug op het Oude Testament waar Israël Gods eigendom is. (zie Exodus 19:5/ Deut.4:20/ 7:6/14:2/26:18/32:9/Psalm 135:4/Jesaja 43:21/ Mal.3:17). Tot dat volk staat het Woord in een bijzondere verhouding.
En nu kwam dat Mensgeworden Woord tot het volk van God. Helaas, de Zijnen namen het ook niet aan. ‘Aannemen’ betekent in dit verband: ‘als gast opnemen, ontvangen om in een blijvende gemeenschap te komen.’ En daarvan hebben ‘de Zijnen’ nu juist niets willen weten.
Johannes de evangelist vertelde onomwonden Wie het licht was: Jezus. Hij brengt verlichting voor alle mensen door in de wereld te komen. Hoewel door Gods Zoon de wereld is geschapen, en Hij als mens hier heeft geleefd, hebben de mensen Hem niet als Gods Zoon willen erkennen. Dat geldt voor de wereld, maar ook voor Israël, het volk van Gods verbond. De meerderheid van hen heeft Hem niet aangenomen. Terwijl Hij toch door God aangeboden werd opdat ze in Hem zouden geloven. In dit voorwoord van de Johannesbrief is de teleurstelling over het vervolg in dit Evangelie al hoorbaar.
De profeet Jesaja herinnerde aan Gods heilswerk in het verleden en verkondigde het werk dat de Heer door middel van Zijn dienaar ten uitvoer zou brengen. Jesaja heeft de Dienaar afgeschilderd als een nieuwe Jakob, een nieuwe Mozes, en een nieuwe Jozua. Maar zijn werk zou een veel wijdere strekking hebben en tal van heidenen omvatten. Niemand minder dan God Zelf wordt voorgesteld als Redder en Bevrijder van Zijn volk. Zijn liefde openbaart zich als nog groter dan de liefde van een moeder voor haar kind.
In Handelingen 13:47 leggen Paulus en Barnabas hun optreden uit aan de Joodse leiders die hun boodschap afwezen. Hun afwijzing was er de oorzaak van dat het Evangelie verder zou gaan, de hele wereld over. Zo had God dat bepaald.
Ja inderdaad! Het werk van God is niet te keren, omdat Hij er over waakt. Zolang de hemel en aarde bestaan zal Zijn Naam voortgeplant = verder gebracht worden. Niets zal dat tegen kunnen houden. Want God wil niet dat de wereld verloren gaat, maar dat ieder die in Hem gelooft, het eeuwige leven ontvangen zal. ( Joh.3: 16).
Gods Zoon kwam voor Joden en heidenen. Een zondaar die Hem nodig krijgt en tot geloof komt, gaat niet verloren maar ontvangt het eeuwige leven.
Gods liefde wordt zichtbaar in de Gave van Zijn Zoon. Hij legde Hem neer in een kribbe en liet Hem doden op Golgotha. Zo lief had Hij zondaren. Wie de Zoon leert kennen, ziet de liefde van de Vader en vindt leven in en door Hem.