Nadat er vijf keer een ‘wee’ geklonken had ( Jesaja 28:1/ 29:1,15/30:1/ 31:1) klinkt het in Jesaja 33 opnieuw. Vóór deze tijd waren alle oordelen die de profeet uitsprak steeds gericht op het volk van Juda. Maar nu was het oordeel van Jesaja gericht tegen de vijand Assyrië, het volk dat de Israëlieten weggevoerd had uit Jeruzalem.
Natuurlijk kun je deze tekst ook eschatologisch uitleggen. Dan is de verwoester waar Jesaja het over heeft het gepersonifieerde kwaad.
Maar uit de context van Jesaja 30:31 en 31:8 lijkt het waarschijnlijker dat het om Assyrië ging ten tijde van de verovering van Juda. Het Assyrische volk stond bekend om zijn wrede praktijken met name die ten opzichte van overwonnen volkeren. Nooit had een volk Assyrië kunnen verwoesten. Assyrië was een rijk ten noordoosten van Israël dat in de koningstijd uitgegroeid was tot de machtigste natie in het Nabije Oosten. Zo was het ook Israëls grootste vijand geworden. Zij voerden het noordelijk rijk Israël in ballingschap mee en werden later door het zuidelijk rijk Juda onder koning Hizkia verslagen.
Hizkia werd koning toen het nieuw-Assyrische rijk sterk in opkomst was net na het overlijden van Tiglath-Pileser III, de stichter van het Assyrische rijk. Hizkia`s vader Achaz had de hulp van Tiglath-Pilezer ingeroepen toen koning Pekah van het noordelijk rijk van Israël een verbond was aangegaan met Aram om zijn zuidelijk koninkrijk Juda aan te vallen. Hizkia was een Godvrezende koning, bijzonder trouw aan de Heere, oprecht in zijn daden en hervormingen. Deze rechtvaardige en trouwe koning genoot de zegen van de Heere en slaagde in alles wat hij ondernam. ( 2 Kronieken 32:30/ 31:21) Dit kwam vooral naar voren bij de wonderbaarlijke redding die hem te beurt viel bij de Assyrische invasie. ( 2 Kronieken 32.)
Uit deze spannende en woelige geschiedenis komt duidelijk naar voren dat de mens nooit absolute macht heeft. Het is de Heere God die de macht en de grenzen van het Assyrische rijk bepaald had. De aankondiging van Jesaja in het drieëndertigste hoofdstuk had in de eerste plaats het doel om het volk van Juda te bemoedigen.
Door alles heen had het hele proces het volk van Juda zelf ook veranderd. De Judeeërs hadden door de oordelen heen geleerd om hun vertrouwen niet langer op allerlei allianties en mensen te stellen maar op JHWH, de God van het verbond. Nu het volk eenmaal zijn vertrouwen in de Heere uitgesproken had, werd zijn vijand gestraft en werd het volk Israël getroost.
Zo gaat het nog steeds. Wie leert om zijn vertrouwen op de Heere alleen te stellen zal nooit beschaamd uitkomen.
Toch zijn de eisen om dicht bij God te leven bijzonder hoog. Het karakter van ons mensen moet worden veranderd. Dat bleek ooit aan de voet van de Sinaï ( Lev. 19) en zo heeft ook Jesaja het ervaren. Wij mensen moeten ons heiligen. Concreet wordt in het algemeen eerst gesproken over gerechtigheid in de levenswandel en in het spreken. Winst door afpersing verkregen en steekpenningen moeten worden afgewezen. Je moet er niet aan meedoen en zulke praktijken afwijzen. Je mag niet meedoen aan plannen die sociaal onrecht en moord tot gevolg hebben. En het is absoluut noodzakelijk om volledig toegewijd te zijn aan de Heere. ( Psalm 15:5/ 24:5/Romeinen 6:13).
Mensen die zich zo gedragen zullen op hoogten wonen, in rotsen bescherming vinden en van voedsel voorzien zijn. Vertrouwen op de Heere, en doen wat Hij zegt zijn de weg naar een rijke zegen.