In memoriam – psalmen 27

Ter gelegenheid van het overlijden van mevrouw Grootendorst.

De Heer is mijn Licht en mijn Behoud, Voor wie zou ik vrezen? Bij de Heer is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn? Kwaadwilligen kwamen op mij af om mij levend te verslinden. Mijn vijanden belaagden mij, maar zij struikelden, zij vielen. Al trok een leger tegen mij op, mijn hart zou onbevreesd zijn. Al woedde er een oorlog tegen mij, nog zou ik mij veilig weten. Ik vraag aan de Heere één ding: het enige wat ik verlang: wonen in het huis van de Heer alle dagen van mijn leven, om de liefde van de Heer te aanschouwen, Hem te ontmoeten in Zijn tempel. Hij laat mij schuilen onder Zijn dak op de dag van het kwaad. Hij verbergt mij veilig in Zijn tent, Hij tilt mij hoog op een rots. Daarom heft zich mijn hoofd fier boven de vijanden rondom mij. Ik wil offers brengen in Zijn tent, Hem juichend offers brengen. Ik wil zingen en spelen voor de Heer. Hoor mij Heer, als ik tot U roep. wees genadig en antwoord mij. Mijn hart zegt U na: Zoek Mijn nabijheid! Ik zoek Uw nabijheid Heer, verberg Uw aangezicht niet voor mij. Wijs Uw dienaar niet af in toorn. U bent mij altijd tot hulp geweest, verstoot mij niet, verlaat mij niet, God, mijn Behoud. Al verlaten mij vader en moeder, de Heer neemt mij liefdevol aan. Wijs mij Uw weg, Heer. Leidt mij op een effen pad. Bescherm mij tegen mijn vijanden. Lever mij niet uit aan mijn belagers. Valse getuigen staan tegen mij op en dreigen met geweld. Mag ik niet verwachten de goedheid van de Heer te zien in het land van de levenden? Wacht op de Heer, wees dapper en vastberaden. Ja, wacht op de Heere! 

Sommige verklaarders denken dat David dit psalter schreef toen hij zich nog midden in de verdrukking bevond en zijn troon nog niet in zicht was. Het is ook goed mogelijk dat David met de woorden van deze psalm zijn overwinning op de reus Goliath bezongen heeft.David gebruikte bijzonder levendige woorden die aan een sterk geloof ontsproten. Vol geestdrift roemde hij in God en in Zijn heilige Naam. Voor zijn vrienden en volgelingen was David het licht van hun bestaan. Hij werd ook wel Israëls licht genoemd. ( 2 Samuël 21 : 17 ) Maar alle euforie en menselijke bewondering maakten hem niet trots, hij beleed dat het licht van iemand Anders vandaan moest komen. David wilde alleen het licht van God weerkaatsen, de zaligheid van de Heere. ( Psalm 4 : 7 / 18 : 29 / 43: 3 ) De Elohim was vanaf zijn geboorte de Beschermer en Kracht van zijn broze zwakke leven geweest. 

Het blijkt weer overduidelijk dat er geen kracht bestaat die met geloofskracht kan evenaren. Met onversaagde moed triomfeerde David over zijn vijanden. ( vs 2 )  Hij was ervan verzekerd dat God met hem was. Wie kon dan tegen hem zijn? Het was niet dat zijn tegenstanders te bagatelliseren waren. David vergeleek ze met wilde dieren die gekomen waren om zijn vlees te eten.( vs 2 )  Terwijl zijn vijanden op hem afkwamen om hem een kopje kleiner te maken moesten ze zelf verslagen in het stof bijten. Ze waren uiteindelijk zo verzwakt en verward dat ze hun snode plannen niet verder konden uitvoeren. Met kop en schouders stak David boven hen uit. ( vs 6 ) 

Hoewel er een groot leger tegen David op de been gebracht werd was hij niet bang. Legers kunnen een mens niet schaden als de Heere der heirscharen ons beschermt. De Heere zou zijn gezalfde koning niet om laten komen, maar hem beschermen, en een veilige Toevlucht voor hem zijn. David was ervan overtuigd dat hij onbereikbaar bleef voor de dood.  De manschappen van koning Saul zouden hem met hun pijlen niet kunnen treffen, bovendien zou David uiteindelijk boven hen verhoogd worden en over hen heersen. Met godvrezende vurigheid bad David om een voortdurende eenheid met God. ( vs 4 ) De beleving van het Goddelijk ingrijpen in het leven van de psalmdichter stimuleerde hem om te gaan bidden, en leverde hem materiaal op om zijn lof en dank mee uit te drukken. 

De Joodse priesters hadden hun woningen in de voorhoven van de tempel, en David wilde één van hen zijn. Als er één ding was dat hij van God wilde vragen dan was het wel dat hij bij Jehova in de tempel mocht wonen. Hij voelde zich daar zo gelukkig dat hij er eigenlijk altijd wilde zijn. Op dat blijven in de tempel, daar had hij zijn hart op gezet, meer dan op enige andere aardse zaak. David kende de Heere in Zijn grote liefde en trouw, en wist van Zijn lieflijkheid en heiligheid, van Zijn schoonheid en goedheid. ( Psalm 110: 3 ) De schoonheid van God, dat is Zijn goedheid. ( Zacharia 9 : 17 ) Al Gods Namen, staten, naturen en weldaden zijn volkomen met elkaar in harmonie. Dat Goddelijke, heilige van God kende David goed. De veiligheid van gelovigen ligt niet alleen in het huis van God, of in de tempel, maar in de God van de tempel. De blijdschap van gelovigen ligt in de gemeenschap met Hem. 

Omdat David niet naar de tempel kon gaan, deed zijn ziel pijn, en wrong er zich een gebed omhoog. Zijn woorden zochten zich een weg naar het heiligdom. “ Mijn hart zegt U na: zoek Mijn nabijheid! Ik zoek Uw nabijheid o God. Verberg Uw gelaat niet voor mij. Wijs Uw dienaar niet af in Uw toorn. U bent mij altijd tot hulp geweest. Verstoot mij niet, verlaat mij niet, God, mijn behoud! “ ( vs 8 en 9 ) Logisch dat hij deze woorden uitsprak, nu alle mensen tegen hem leken te zijn. Juist omdat hij God zocht was het voor hem van cruciaal belang dat de God die zijn leven was, hem niet afwees, en zich niet voor hem verborg. 

David bad of de Elohim hem een vlekkeloos leven wilde geven, zodat niemand reden had om iets kwaads over hem te zeggen. Het blijkt uit al zijn woorden dat de stress om uit de handen van zijn vervolgers te blijven hem bijna teveel werd. 

Maar toch, de vervolgde David ondervond dat  wanneer zijn wanhoop het hevigst was, en alle zekerheden om hem heen leken te wankelen, de Heer Zijn onwankelbare Rots bleef. 

Terwijl Davids naasten en zijn vrienden hem niet konden of wilden helpen, was hij van één ding overtuigd: Hij geloofde dat hij het goede van de Heere zou zien in het land van de levenden. Deze zekerheid hield hem tijdens zijn eenzame strijd en beproevingen overeind. 

David had aan den lijve ondervonden dat deze aarde het land der stervenden was. Maar er was meer. De hoop op het eeuwige leven bleef altijd overeind staan. Daarom wachtte David onversaagd op Zijn God. Hij riep tot tweemaal toe uit dat hij zijn vertrouwen op God vestigde. Wie sterk op de Heere vertrouwt, zal kracht van Hem ontvangen. Wie sterk op de Heere vertrouwt, doet dat nooit tevergeefs. 

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *