Tussen alle mensen die op een volmaakt leven hier op aarde hopen, leeft de christen hemelgericht.
Paulus gaf zijn geestelijke leerling Titus aanwijzingen. Er waren op het eiland Kreta gemeenten gesticht. Waarschijnlijk was dat gebeurd door Joden uit Kreta die op de Pinksterdag in Jeruzalem waren geweest. ( Hand. 2 : 11 ) Titus komt naar voren als iemand die officieel aangesteld was om de taak waaraan Paulus begonnen was, af te maken. Als een gemeentestichter pur sang reisde Paulus na kortere of langere tijd weer af om ergens anders een nieuwe gemeente te stichten. Maar de jonge gemeente die achterbleef had nog veel leiding nodig, zoals ook de geestelijke zoon van Paulus dat nodig had. Nadat Paulus allerlei richtlijnen gegeven had die Titus op Kreta verder uit moest werken, schreef hij: “ Gods genade is openbaar geworden tot redding van alle mensen. Ze leert ons dat we goddeloze en wereldse begeerten moet afwijzen en bezonnen, rechtvaardig en vroom in deze wereld moet leven. In afwachting van het grote geluk waarop wij hopen: de verschijning van de majesteit van de grote God en van onze Redder de Heere Jezus Christus. Hij heeft Zichzelf voor ons gegeven om ons van alle zonden vrij te kopen, ons te reinigen, en ons tot Zijn volk te maken dat vol ijver is om het goede te doen. Gebruik je gezag om dit te verkondigen, moedig aan en wijs terecht. Laat niemand op je neerkijken. “ ( Titus 2 : 11 – 14 )
Geloof in God, liefde tot de ander, en hoop worden in Paulus` brieven vaak samen genoemd. ( 1 Tess. 1 : 3 ) De grondtaal noemt hier in plaats van het woord “ hoop “ een onderdeel van de hoop: volharding. Het is duidelijk: de liefde van God en het weten dat je gered bent, geeft leerlingen van Jezus onaantastbaar geluk!
Een christen hoopt op God en laat zich door niets of niemand van de wijs brengen. In alle omstandigheden van zijn leven heen blijft hij standvastig. “ Wat buig je je neder mijn ziel, en wat ben je onrustig in mij? Vestig je hoop op God, eens zal ik Hem weer loven. Mijn God die mij ziet, en redt. “ ( Psalm 42 : 6 ) Ondanks de kennelijk moeilijke situatie, het teisteren door zijn vijanden, en zijn neerslachtigheid maande de psalmdichter zichzelf om een houding vol vertrouwen op God in te nemen. Dat is een ontroerend en krachtig gegeven in alle kwetsbaarheid die er van deze uitspraak uitgaat.
Een christen hoopt op Gods gerechtigheid. “ Want door Gods Geest hopen wij dat wij op grond van ons geloof als rechtvaardigen worden aangenomen. In Christus Jezus is het volkomen onbelangrijk of men wel of niet besneden is. Belangrijk is dat men gelooft en de liefde kent die het geloof zijn kracht verleent. “ ( Galaten 5 : 6 ) Opnieuw blijkt dat de hoop samen met het geloof en de liefde het kenmerk is van het geredde leven van een christen.
Als je de tijd neemt om over deze uitspraken na te denken, komt er grote blijdschap in je hart.
Naast de hoop op de beloften van God heeft een christen ook hoop op Gods glorie en eer. “ God ziet ons dus als rechtvaardigen omdat we geloven. We waren vijanden van God. Maar nu is er vrede tussen God en ons, dankzij onze Heere Jezus Christus. Daarom vertrouwen we er op dat we eeuwig bij God zullen leven. Op dat vertrouwen mogen we trots zijn. En in de hoop te mogen delen in Zijn luister prijzen we onszelf gelukkig. ( Romeinen 5 : 1, 2 ) Wat Paulus hier beschrijft is niet een gevoel van vrede, maar een feitelijke situatie voor God. Gelovigen liggen niet meer onder Gods toorn, en ze hopen met overtuiging op het leven met Hem. Hier op aarde en straks in de hemel waar ze Zijn glorie en eer zullen zien en daarin zullen mogen delen.
Een christen hoopt op de volkomenheid die de Heere Zelf geven wil. “ Hij heeft ons geschikt gemaakt om het nieuwe verbond te dienen. Niet het verbond van een geschreven wet, maar het verbond van Zijn Geest. Want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. Wanneer wat de dood bracht, en met letters in steen werd gegrift als met zoveel luister verscheen dat het volk van Israël niet naar Mozes kon kijken door de stralende glans op zijn gezicht – een glans die verdween – hoeveel te meer zal dan wat de Geest brengt hebben? De luister van toen is niets vergeleken met de overweldigende luister van nu. Wanneer wat verdwijnt al luister bezit, hoeveel te meer geldt dat voor wat blijft. Dit is onze hoop, en daarom handelen we in alle openheid en zijn we niet als Mozes die zijn gezicht met een sluier bedekte. “ ( 2 Kor. 2 : 6, 7 )
Het werk van de Geest geeft dus altijd hoop in ons hart, hoop op het volmaakte geluk dat de Heere ons geven wil. Zo krijgen we ook op sombere koude dagen volop vrede en geluk cadeau.