Na de zondeval kunnen wij mensen Gods heilige Wet niet meer houden zoals Adam en Eva dat eerst wel konden. Er kan geen ‘gerechtigheid voor God’ meer zijn. Gerechtigheid voor God dat zijn de eisen die de Wet stelt en de prestaties die de mens moet verrichten om daaraan te voldoen. Dat ons dat niet lukt ligt niet aan het feit dat de Wet de lat te hoog legt, maar komt omdat dat de mens zondaar is geworden. Daarom wijst de wet ons op onze zonden en vermeerdert die zelfs ( Gal.3: 19/ Rom.3: 20 ) De enige manier waarop wij vrij kunnen worden van de Wet is door het geloof in Jezus Christus, de Zoon van God. De genitivus ‘Jesou Christou’ kan zuiver taalkundig vertaald worden als ‘ geloof van Jezus Christus’ dat wil zeggen: het geloofsvertrouwen dat Jezus heeft, of als ‘geloof in Jezus Christus’ en dat betekent dan het geloof dat wij hebben in Hem. De verklaarders zeggen dat het hier gaat om het geloven in Hem omdat wij onszelf niet kunnen rechtvaardigen. Om die reden geven wij ons over aan Christus. Hij is door God voorgesteld als Verzoeningsmiddel. ( Romeinen 3:25)
‘ Leef alle geboden na die ik u vandaag gegeven heb. ( Deut. 27: 1 e.v.) En op de dag dat u de Jordaan oversteekt om het land binnen te gaan dat de Heer uw God u zal geven, moet u daar aan de overkant grote stenen oprichten. Nadat u daarop een kalklaag hebt aangebracht moet u daar de wetten waarin Ik u onderwezen heb op schrijven. Dan mag u het land van melk en honing dat de Heer de God van uw voorouders u heeft beloofd, binnentrekken. Plaats – zodra u de Jordaan bent overgestoken – de stenen op de Ebal zoals Ik u nu voorschrijf en voorzie ze van een kalklaag. Bouw daarop bovendien een altaar voor de Heer uw God van stenen die niet met ijzeren gereedschap bewerkt zijn en breng Hem brandoffers op het uit ruwe steen opgetrokken altaar. Breng er vredeoffers en houd een feestmaal ten overstaan van de Heer uw God. Schrijf alle bepalingen van deze wet heel duidelijk op die stenen’ had Mozes gezegd terwijl hij omringd was door de Levitische priesters. Daarna had hij nog allerlei belangrijke aanwijzingen gegeven hoe de Israëlieten zich nadat ze de Jordaan overgestoken waren moesten groeperen. De priesters moesten luide en duidelijke aanwijzingen roepen. Tot twaalf keer toe klonk er een luide vervloeking voor mensen die zich niet aan de bepalingen en wetten van JHWH hielden. Daarop moesten de stammen ‘ Amen’ roepen. Door ‘ Amen’ te zeggen beaam je wat er wordt gezegd en je geeft aan dat je het daar persoonlijk mee eens bent, en dat je de vervloeking accepteert als je ongehoorzaam bent. (Neh. 5: 13) Het moet doodstil geworden zijn daar bij de Jordaan. Wie had Gods heilige wetten kunnen houden? En er stonden bij ongehoorzaamheid verschrikkelijke represaillemaatregelen te wachten van Gods kant, daarvan waren de Israëlieten heilig overtuigd.
De apostel Paulus was het daar ook mee eens toen hij zei: ‘ Wanneer wat de dood bracht en met letters in steen werd gegrift, al met zoveel luister verscheen dat het volk van Israël niet naar Mozes kon kijken door de stralende glans op zijn gezicht – een glans die verdween – zal dan wat de Geest brengt niet nog groter luister brengen?’( 2 Kor. 3:7)
De Wet leidt tot onze dood omdat het hart van ons mensen hard is. De wet stelt een norm waaraan wij als zondaren niet kunnen voldoen. Gods wil komt er daarom voor ons op neer dat we veroordeeld worden. Maar Mozes heeft als een soort voorafbeelding de luister mogen ervaren die de vrucht is van de werking van de Heilige Geest in het genadeverbond.
Paulus heeft zijn uiterste best gedaan om uit te leggen dat wij van nature niet leerbaar en niet ontvankelijk zijn voor Gods eis om zondeloos te leven. ‘ Door de komst van het gebod kwam de zonde tot leven en daardoor stierf ik. ‘ schreef hij in Romeinen 7:9. ‘ Het gebod dat tot leven had moeten leiden bleek juist tot mijn dood te leiden ‘ vulde hij ten overvloede aan. Ooit was de mens zonder schuldbewustzijn of zondebesef omdat hij niet wist van de wet. Paulus beschreef deze situatie als volgt: ‘ Ik was levend omdat ik mij niet bedreigd wist door Gods veroordeling.’ Maar nadat hij bewust geconfronteerd werd met de wet en de geboden en verboden van de wet begon de zonde tot leven te komen. Wat gebeurde er toen?
‘Ik stierf ‘ zei Paulus eenvoudigweg. ‘ Ik begon te sterven ‘ staat er eigenlijk in de grondtaal en daarmee bedoelde hij dat hij zich meer en meer bewust werd van het oordeel van God. Door de zonde buitengesloten worden van God en van het eeuwige leven. Deze ervaring van het schuldig staan heeft Paulus gemeenschappelijk met alle mensen die door gehoorzaamheid aan de wet God willen behagen.
Zie je ze staan, de Israëlieten? Geen mens zou de moed hebben om steeds ‘ Amen’ te zeggen. Wie zou het land Kanaän nog binnen durven trekken? Gode zij dank is Mozes niet gestopt na zijn bedreigingen. In Deuteronomium 28 begon hij zegeningen uit te spreken. Zo is onze God. Hij wordt het nooit moe om ons achterna te lopen met Zijn wijze woorden. Wie Hem nederig valt te voet, zal van Hem Zijn wegen leren.