Exodus 33 : 15 – 23

Exodus 33 bevat een verslag van de bemiddeling van Mozes tussen de Heere en het volk Israël. De Heere had Mozes de opdracht gegeven om het volk naar Kanaän te brengen. Hij wilde Zelf niet verder trekken omdat Hij het volk uitermate kwalijk nam dat ze niet naar Hem wilden luisteren. “ Als Ik met hen mee zou gaan, zou ik hen doden. Zelfs als Ik maar heel even mee zou gaan, zou Ik dat doen. “ had Hij verzucht. Misschien zou Hij nog van gedachten veranderen. Om zich voor God te verootmoedigen en om Hem van gedachten te laten veranderen, deden de Israëlieten hun sieraden af. 

Een eind buiten het  Israëlische tentenkamp zette Mozes een tent op. Die tent noemde hij “ de ontmoetingstent “. Iedereen die de Heere wilde raadplegen, ging naar de ontmoetingstent. Telkens als Mozes daarheen ging, gingen alle Israëlieten voor de ingang van hun tent staan, om Mozes na te kijken. Zodra Mozes de tent binnenging, daalde de wolkkolom neer en bleef bij de ingang staan. Alle mensen wisten dat de Elohim daar met Mozes sprak. Zoals een mens met een ander mens spreekt, een vriend met een vriend. Daarna keerde Mozes terug naar het kamp, terwijl Jozua de zoon van Nun in de ontmoetingstent bleef. De wolkkolom was het teken van Gods aanwezigheid. ( Ex. 13 : 21, 22 / 40 : 34 ) Mozes –  de door God geroepene die de Elohim al zijn hele leven kende – had een uitzonderlijk en unieke band met Zijn God. ( Num. 12 : 8 / Deut. 34 : 10 ) 

Mozes bad daar in die tent vurig om de gunst van Gods tegenwoordigheid. Hij wilde zijn volk geen stap laten verzetten zonder Zijn nabijheid. Mozes wees daarbij dringend op de opdracht die de Heere hem eens gegeven had. Hij vergrootte de invloed die hij zelf bij God had door op Gods genadige verzekering van Zijn goedheid te pleiten. “ U heeft gezegd dat U mij bij mijn naam kent. “ bad Mozes. 

“ Mijn God, als dat zo is, laat mij dan Uw weg weten. Als U iets voor mij wilt doen, doe het dan voor dit volk. Denk er toch aan dat deze natie Uw volk is. Een volk waarvoor U grote dingen hebt gedaan. U heeft het verlost voor Uzelf, U sloot Uw verbond met hen. U hebt gezegd dat ik verder moet reizen, maar U hebt niet gezegd wie U met ons meezendt. Vertel me toch alstublieft wat U van plan bent. Dan leer ik U echt kennen. U hebt mij toch uitgekozen? U wilt toch goed voor mij zijn? Dat heeft U zelf gezegd. Vergeet toch niet dat de Israëlieten Uw eigen volk zijn! “ 

Daarop gebeurde er een wonder, de Heere liet zich overhalen. Hij verzekerde Mozes: “ Ik zal Zelf met je meegaan, je kunt gerust zijn. “ Mozes haalde opgelucht adem en zei: “ Ja, als U wilt dat we verder reizen, dan moet U Zelf met ons meegaan. Niet eerder zal ik weten dat U goed wil zijn voor mij en mijn volk. Dan begrijpen we dat wij een bijzonder volk voor U zijn, anders dan alle andere volken. “  

De Heere hoorde de woorden van Mozes aandachtig aan. “ Moet Ik dan Zelf meegaan om je gerust te stellen? “ vroeg Hij ineens. Deze uitdrukking “ Ik Zelf “ staat voor de persoon van God. In Jesaja 63 : 9 gaat het over  “ de engel van Zijn tegenwoordigheid. “ In navolging van Mozes hebben veel Bijbelse personen zijn voorbeeld gevolgd en hetzelfde verlangen geuit om God te mogen zien.  ( Psalm 16 : 11 / 27: 4 , 8, 9 / 36 : 9, 10 / 42 : 2, 3 / Mat. 5 : 8 ) 

De Heere vervolgde Zijn antwoord en zei : “ Ik zal zeker doen wat je vraagt, Ik zal goed voor je zijn. Want Ik heb je uitgekozen Mozes. Ik ben je goedgezind.  “ 

Toen begon de Elohim Zijn goedheid te uiten. De goedheid van de Heere zijn het wezen van Zijn aard en karakter. “ Ik schenk genade aan wie Ik genade wil schenken. Ik ben barmhartig voor wie Ik barmhartig wil zijn. ( zie ook Romeinen 9 : 15 ) riep Hij uit!

“ Mozes, je zult Mijn gezicht niet kunnen zien. Geen schepsel kan Mij zien en in leven blijven. Er is een plaats op de rots waar je dicht bij Mij kunt staan. Daar zal Ik in al mijn luister aan je voorbijgaan. Ik zal jou in een kloof laten schuilen en Mijn hand beschermend voor je houden, tot Ik voorbij gegaan ben. Zodra Ik voorbijgegaan ben zal Ik Mijn hand weghalen, en zul je mij van achteren zien. Mijn gezicht mag niemand zien.” 

In de Bijbel vind je twee soorten uitspraken die zo op het eerste oog met elkaar in tegenspraak lijken te zijn. Aan de ene kant vind je teksten zoals bovengenoemd. Daarin wordt gesteld dat het voor de mens onmogelijk is om God te zien. ( zie Joh. 1 : 18a / 6 : 46 / 1 Tim. 1 : 17 / 6 : 15, 16 / 1 Johannes 4 : 12 ). Aan de andere kant zijn er teksten die uitwijden over visioenen van God die sommige mensen hebben ervaren. ( zie Ex. 24 : 10 , 11/ Jes. 6 : 1 – 4 / Ezech. 1 : 2 / 2 Kor. 12 / Openb. 1 : 9 – 20 / 4; 1 e.v / 5 : 1 e.v. ) Gezien de ervaring van Mozes ( Ex. 33 : 20 – 23 / Ex 34 : 5 – 7 ) lijkt het hier te gaan om buitengewone ervaringen waarbij de Elohim gedeeltelijk, onvolledig, en niet in Gods volle glorierijke volmaaktheid te zien was. 

Dit gegeven leidt ons heen naar het nieuwe verbond waar Jezus, de Zoon, degene was die ons de Vader deed kennen. ( Joh. 1 : 18b / Joh. 14 : 6 / 2 Kor. 4 : 6 / Kol. 1 : 15 / Hebr. 1 : 3 ) en waar de belofte gedaan werd dat we God zullen zien. Hiermee wordt bedoeld dat wij een intiemere relatie met Hem zullen ontwikkelen en dat Hij beter, diepgaander, en zonder dwaling door ons gekend zal worden. ( zie Mat. 5 : 8 / 1 Kor. 13 : 12 / 1 Joh. 3 : 2 / Openb. 22 : 3, 4 ) 

Mozes ontving zoveel van de tegenwoordigheid van God dat hij nieuwe moed en krachten in zich op voelde borrelen om door te gaan. Dat had hij op dat moment nodig. Een volkomen openbaring van de heerlijkheid van God zou Mozes als sterfelijk mens volkomen overweldigd hebben. Er is een kennen en genieten van God waarop Mozes moest wachten tot hij in de hemel kwam. Ook wij moeten wachten tot wij in de hemel gekomen zijn. Daar zullen wij Hem zien zoals Hij is! ( 1 Joh. 3 : 2 ) Hier op aarde gaan we na elke ontmoeting met de Heere bemoedigd en getroost verder. God geeft ons nieuwe kracht. We houden stand! 

 

One response to “Exodus 33 : 15 – 23

Geef een reactie