De Heilige Doop (2)

Christelijke doop: betekenis
De dood in Christus. 

‘Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn gedoopt in Zijn dood? Wij zijn door de doop in Zijn dood met Hem begraven om zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden. Als wij delen in Zijn dood, zullen wij ook delen in Zijn opstanding.’ ( Romeinen 6:3-5). 

Zou de overvloed van genade die wij gekregen hebben ons aanzetten tot zonde of een excuus vormen om te blijven zondigen? ‘Geen sprake van!’ riep Paulus uit. Een gelovige is niet meer wie hij was voordat hij ging geloven. Daar herinnert de doop hem aan. Door de Doop is hij voor altijd aan Christus verbonden. Toen Christus in zijn plaats is gestorven voor de zonde, is de gelovige met Hem gestorven, begraven, en opgestaan tot een nieuw leven. Hij mag een nieuw leven leiden dat niet meer onderworpen is aan de wet, maar aan de genade. ( vs 1-14). 

De gelovige heeft een andere ‘heer’ gekregen. Hij is geen slaaf meer van de zonde en hoeft daar ook niet meer voor te leven en al helemaal de dood niet meer als een loon op de zonde te ontvangen. Hij is slaaf van de gerechtigheid van God geworden. Hij groeit in toewijding aan de Heere tot op de dag waarop God hem het eeuwige leven geeft, gratis en voor niets. 

Paulus werd in zijn bediening nogal eens geconfronteerd met uitingen van oppervlakkig geloof ( 2 Kor.12:20-21), met aanhangers van het Libertinisme – een voorloper van de Gnostiek – en met spottende Joden die zijn onderwijs in diskrediet wilden brengen. 

Het idee alleen al dat een bekeerling zou kunnen blijven zondigen werd door Paulus faliekant afgewezen. Gelovigen zijn niet meer binnen het bereik van de zonde omdat ze daaraan gestorven zijn. Het zou dwaas zijn om je opnieuw onder invloedssferen en macht van zonde te begeven. Paulus heeft het in deze teksten steeds over ‘wij’. Hieruit kunnen we concluderen dat hij zichzelf bij al zijn uitspraken insloot. Dat geeft zijn uitspraken ook het karakter van een gezamenlijke geloofsbelijdenis. 

‘Weet gij niet?’ vroeg Paulus (vs 3). Hij ging ervan uit dat de gelovigen die hij aansprak in de fundamentele waarheden van het christelijk geloof waren onderwezen. Dan volgt de fundamentele waarheid: ‘Wij allen die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn in Zijn dood gedoopt. 

De grondwoorden: ‘eis Christon Ieson ( tot Christus Jezus- vs 3 )’ geven aan dat door de christelijke doop de verbondenheid die er tussen de gelovigen en Christus Jezus is ontstaan door het geloof tot uitdrukking wordt gebracht. 

In het Nieuwe Testament horen de bekering en de doop zo vast bij elkaar dat een bekeerling meestal nog op dezelfde dag waarop zo iemand tot geloof kwam gedoopt werd. ( Hand. 2:41/ 9:18/ 10:47,48/ 16:33). Er zijn zelfs Bijbelteksten die zeggen dat de doop behoudt ( 1 Petrus 3:21), of de vergeving van de zonden bewerkt. (Handelingen 2:38/ Hand.22:16). 

De eenheid met Christus houdt in dat de dood, de begrafenis en de opwekking van Jezus nu ook voor de gelovige gelden. Daarom kon Paulus zeggen dat wij tot Zijn dood gedoopt zijn. Het voorzetsel ‘tot’ geeft hier opnieuw de verbinding aan. 

Door de verbondenheid die in de Doop wordt uitgedrukt zijn we met Jezus gekruisigd. ( zie ook 2 Kor.5:15/ Galaten 2:20). Vanaf dit ‘sterven’ heeft de macht van de zonde geen recht of geen grip meer op ons. 

Door de Doop wordt de verbondenheid van de gelovige met de dood, begrafenis en opstanding van de Heere Jezus zichtbaar gemaakt. 

Conclusie: het is alleen maar logisch dat de opstanding van Christus het noodzakelijke gevolg heeft dat wij in een nieuw en heilig leven zullen wandelen. We zijn met Hem begraven door de doop. De onderdompeling is een uitdrukking van Jezus` begrafenis. Het lichaam verdwijnt. In de natuurlijke wereld is de begrafenis het definitieve afscheid tussen de dode en de levenden. Maar gelovigen hebben ook deel aan Christus` opstanding. 

Christus werd opgewekt door de heerlijkheid en macht van de Vader. ( Joh. 11:40). ‘Heerlijkheid’ betekent in dit tekstverband: ‘manifestatie van Gods majestueuze macht’. (vgl. 1 Kor. 6:14/ 2 Kor.13:4/ Efeze 1:19) 

Het doel van Christus` opstanding is voor ons zowel een gave als een opdracht. We hoeven die opdracht niet alleen uit te voeren gelukkig! Jezus Christus is de Voleinder en Leidsman van ons geloof. Hij zal ons nooit begeven of verlaten. Hij zal ons geleiden tot de dood toe.

Lied van de opstanding (Antoine Oomen-Huub Oosterhuis) – 40 jaar de Karolingers