2 Timotheüs 3:16,17

Overal waar in het Nieuwe Testament gesproken wordt over ‘de Schriften’ gaat het over het Oude Testament, behalve in 2 Petrus 3:16. Daar worden de brieven van Paulus ook ‘de Schriften’ genoemd. Er staat in de grondtaal een lidwoord voor het woord: DE heilige schriften. Je kunt hieruit opmaken dat Timotheüs precies wist welke schriften er bedoeld werden, het kon dan ook niet anders dan dat hij Joods was opgevoed door zijn moeder en oma. ( Handelingen 16:1 / 2 Tim. 1:5). 

 

Kennis van het Oude Testament kan iemand ‘wijs maken tot zaligheid’ als deze kennis gepaard gaat met kennis over Jezus Christus. De redding komt dan niet door het precies weten en kennen van de teksten en hoofdstukken uit het Oude Testament, maar door de kennis van de vervulling ervan: Jezus, de Zoon van God, de Messias. 

Wanneer je uitgaat van het geloof in Jezus Christus kun je met het Oude Testament bewijzen dat Jezus de Christus is, en dat er door Hem behoud gevonden wordt. ( vgl. Handelingen 8:35/ 9:22/ 10: 43/ 17: 2,3 / 26: 22,23/ 28:23). 

Paulus bedoelde in eerste instantie het Oude Testament en duidde die aan als de geschriften. ‘Elk door God ingegeven woord is ook nuttig’ schreef de apostel. Onwillekeurig denk je nu dat er ook niet-nuttige woorden – niet geïnspireerde woorden – in het Oude Testament zouden staan. Maar Paulus was een farizeeër geweest, een groep mensen die ervan uitging dat het hele Oude Testament door God geïnspireerd was. Zowel de Thora als de profeten en de andere geschriften waaruit Paulus citeerde. Hij moet deze woorden hebben gesproken om de woorden van de slechte mensen uit het begin van het hoofdstuk te weerleggen. Wat de meeste mensen zeiden was niet fraai maar wat God zei dat was goed. 

De bedoeling van de Griekse tekst was dat Paulus, maar ook anderen zoals Timotheüs, de teksten uit het Oude Testament gebruikten voor het onderwijs, de weerlegging, de verbetering en de opvoeding van zijn medegelovigen. ‘Opvoeden tot een rechtschapen leven’ betekent waarschijnlijk ‘goede daden’ doen. 

Bij ‘weerlegging’ ( elegchos) gaat het om het weerleggen en overtuigen van dwaalleer, zonde, en het hebben van verkeerde voorstellingen ( vgl. Joh. 8:46/ 16:8/ Efeze 5: 11,13). 

‘Wederoprichting – epanorthosis’ of verbetering zijn werkwoorden die je ook terugvindt in Handelingen 15:16/ Hebr. 12: 12) 

Met ‘de mens Gods’ ( 1 Tim. 6: 11) doelde Paulus op mensen die zich in dienst van God wilden stellen. Dat mag van iedere gelovige verwacht worden. Ze zijn als het goed is mannen en vrouwen Gods. 

Met het grondwoord ‘arios’ volkomen, wordt de toerusting beschreven die een man of vrouw Gods hoort te hebben. 

Paulus gebruikte hier een perfectum, hij doelde op een volmaakte toerusting. Na een periode van voorbereiding was de  toerusting van zijn geestelijke zoon volmaakt, voltooid. Er was een volkomen toegeruste gelovige geboren. 

Natuurlijk bedoelde Paulus niet dat zijn geestelijke zoon volmaakt was maar hij bedoelde dat Timotheüs zover gekomen was dat hij al het geleerde in de praktijk kon brengen, en in staat was om goede werken te doen waar de Heere blij mee was. Goede werken zijn een uiting van een goed geestelijk leven. ( 1 Tim. 2: 10/ 5: 10/ 2 Tim. 2: 21 / Titus 3:1). 

Wat een geluk had die Timotheüs! Hij had een geestelijke vader die hem in alle opzichten tot Christus had geleid. Hij was door genade voor elk goed doel volledig toegerust. 

Daar ging Timotheüs. De wereld om hem heen liep vol egoïstische, zelfzuchtige, zelfingenomen en arrogante mensen ( 2 Tim. 3: 1). 

Paulus beschreef nog veel meer nare karakters, waar je als aandachtige lezer je wild van schrikt. Gelukkig had hij Timotheüs die hem lief was als een eigen zoon. 

I Am a Child of God // Sounds Like Reign

(182) In The Sweet By And By | Most-Loved Hymns Ever! | Official Music Video | Redeemed Quartet – YouTube