Genesis 2:4-7

Genesis 2:4-7 

Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde, zo werden ze geschapen. In de tijd dat God de Heer aarde en hemel maakte, groeide er op aarde nog geen enkele struik en was er geen enkel gewas opgeschoten. Want de Heer God had het nog niet doen regenen om de aarde en er waren geen mensen om het land te bewerken. Wel was er water dat uit de aarde opwelde en de aardbodem overal bevloeide. Toen maakte de Heer God de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen. 

De schepping van de eerste mensen. In Genesis 1 wordt gezegd dat zij geschapen zijn als evenbeeld van God. Voor die bijzondere eigenschap worden zelfs twee woorden gebruikt: beeld ( tselem), en gelijkenis ( demoet). De woorden liggen in elkaars verlengde: het eerste duidt op een zichtbaar, tastbaar beeld, een representatie bijvoorbeeld van een god. Het tweede heeft te maken met het feit dat bepaalde eigenschappen gedeeld worden. 

Met Genesis begint een nieuw gedeelte dat doorloopt tot Genesis 4:26. De aarde is gereed om de mens te ontvangen. Hun doen en laten zal bepalend zijn voor de verdere geschiedenis van de aarde. De auteur licht één gebeurtenis uit de beschrijving van de schepping: het ontstaan van de mens. Wat daaraan vooraf ging is al gezegd, en de auteur gaat ervan uit dat zijn lezers bekend zijn met de ontstaansgeschiedenis van de aarde. Man en vrouw zullen een cruciale rol spelen in de toekomst van hemel en aarde. Terwijl Genesis 1 de mens aan de top van het verhaal stelt, is deze mens in Genesis 2 het middelpunt. 

De openingszin in vers 4- de toledoth – vind je herhaaldelijk terug in Genesis. Ze luidt steeds een nieuw gedeelte van het verhaal in. Zo ook nu. De aarde is geschapen, maar hoe ging het verder? Als vanzelf wordt de aandacht van de lezer nu op de mens gericht. Er begint geen nieuw scheppingsverhaal, het gaat verder. De schrijver beziet de aarde en beschrijft hoe de mens, die uit de aarde gevormd werd, in de tuin van Eden geplaatst wordt en hoe het hem daarin vergaat. 

Je ziet de aarde als het ware voor je, de schrijver brengt het ons nog een keer in herinnering: ‘Dit zijn de geboorten des hemels en der aarde toen zij geschapen werden, ten dage als de Heere God de aarde en de hemel maakte.’ De uitdrukking ‘ ten dage ‘ verwijst naar de eerste scheppingsdag. Opvallend detail: de  Schepper wordt vanaf hier tot aan het eind van hoofdstuk 3 aangeduid met de term: Heere God. 

In het vijfde vers staat beschreven wat er allemaal nog niet was. Daarna wordt aangegeven wat God doet. De daden die nu beschreven worden hebben allemaal betrekking op elementen die verderop in Genesis 2 en 3 nodig zijn. Er zijn dus geen thematische redenen voor. Het is geen chronologische informatie want die is al in Genesis 1 bekendgemaakt. 

De nauwkeurige lezer valt op dat er verschil gemaakt wordt tussen de open, niet gecultiveerde vlakte, die het veld genoemd wordt en waar dieren kunnen grazen en de akker, het land waarop landbouw mogelijk is op basis van menselijke inspanningen. 

God maakte de mens uit stof. Adam = mens, man.
Het werkwoord dat in de grondtaal gebruikt wordt ( yasar) wordt wel gebruikt voor het werk van een pottenbakker ( Jer.18:2). De profeet Jesaja gebruikte hetzelfde woord voor een beeldhouwer ( Jes.44:9-12). Formeren geeft dus het vormen van een kunstwerk aan. Er wordt vaak gedacht dat de mens uit stof gemaakt is, geboetseerd uit klei. Toch staat dat zo niet in de grondtaal. God maakte de mens als kunstwerk uit reeds aanwezig materiaal. Daarna blies Hij een levensadem in het gevormde lichaam. Zo wordt de hoge positie van de mens uitgebeeld. Hij is meer dan materie. Hoeveel overeenkomsten er ook zijn met de dieren: ze zijn beiden levende wezens, er is ook een groot verschil. 

De mens ontstond door een unieke scheppingsdaad en ontving het leven linea recta van God. De evolutietheorie zegt dat mensen van dieren afstammen en hun levensadem aan hen te danken hebben. Maar de Bijbel stelt dat de mens naar Gods beeld geschapen is en een unieke opdracht krijgt.  

Wat een eer! De mens mocht op God lijken. Onwillekeurig vraag je je af waarin we dan op Hem lijken. In de Bijbel zelf komen we nergens een lijst met overeenkomsten tegen dus dat maakt het lastig om deze gelijkenis concreet te maken en zorgt ervoor dat de meningen over de betekenis van deze tekst nogal verschillen. 

In de tijd van het Oude Testament waren koningen vertegenwoordigers van de godheid. Ze werden ook wel ‘godenzonen’ genoemd. Om hun macht te tonen lieten ze op verschillende plekken in hun rijk standbeelden neerzetten. Volgens Genesis zijn niet alleen koningen het beeld van God, maar ieder mens. 

In Genesis 9:6 wordt dat ook in verband gebracht met de gevolgen van moord: ‘Wie bloed van mensen vergiet, diens bloed wordt door mensen vergoten, want God heeft de mens als Zijn evenbeeld gemaakt.’ Dat een mens het evenbeeld van God is, geeft waarde. Of je nu mannelijk of vrouwelijk bent, gehandicapt of gezond, jong of oud, rijk of arm. Toch werd in het grootste deel van de kerkgeschiedenis niet gedacht dat iedereen geschapen was naar het beeld van God. Eeuwenlang werd naar de gelijkenis met God gezocht in het cognitieve, het denkend vermogen. God werd gezien als het slimste wezen dat bestaat en het feit dat mensen zich rationeel kunnen ontwikkelen, zou iets van God kunnen laten zien. Maar dat zou niet van toepassing zijn op alle mensen. Vrouwen werden bijvoorbeeld lange tijd niet als rationele wezens gezien. En dat terwijl het mannelijke én het vrouwelijke heel expliciet genoemd worden in Genesis 1:27. 

Juist dat deel van de tekst heeft de laatste eeuw weer meer aandacht gekregen in het nadenken over de mens als beeld van God. Zo zag Karl Barth ( 1886-1986) een verband tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid en de Drie-enige God. 

Zoals God relaties kent als Vader, Zoon en Heilige Geest en toch een eenheid is, zo kennen mensen ook verschillende relaties, terwijl zij allen mens zijn. 

Mensen zijn relationele wezens. Daarin lijken zij op God. Zoals God een eenheid is maar Zoon, Vader, en Heilige Geest ook van elkaar onderscheiden zijn, zo geldt dat ook voor ons mensen. Wij staan in relatie met God, met mensen onderling en met de schepping. 

Een andere interpretatie van het geschapen zijn naar Gods beeld brengt het ‘beeld zijn van God’ in verband met de opdracht in Genesis 1:28 om voor de aarde te zorgen. Dit wordt ook wel de functionele interpretatie genoemd omdat de aandacht vooral uitgaat naar datgene wat je doet als beeld van God. In de zorg voor de aarde en in het creëren mag je de Schepper vertegenwoordigen. 

In het Nieuwe Testament kom je de term ‘evenbeeld van God ‘ ook een aantal keren tegen. In Jakobus 3:9. Blijkbaar is het niet zo dat wij mensen die status zijn kwijtgeraakt door de zondeval, ook al gedragen wij ons vaak niet meer zoals dat hoort bij een dergelijke hoge positie. 

Dit valt helemaal op als je kijkt naar Jezus, die ook het beeld van God genoemd wordt. ( Kol. 1:15). Jezus laat precies zien wie God is en laat ook zien hoe een mens een volmaakt beeld van God kan zijn en anderen zo kan behandelen. 

De mens staat niet op zichzelf maar is wezenlijk verbonden met de drie-enige God. Hij is afhankelijk van de Schepper in alle opzichten. Dat is fundamenteel. En vanuit daar zijn mensen aan elkaar gegeven om samen de opdracht uit te voeren die hoort bij het ‘beeld van God ‘ zijn. Dit betekent dus dat de verschillende interpretaties elkaar niet hoeven uit te sluiten. 

Te midden van allerlei vormen van ontmenselijking in de Bijbelse tijd, maar zeker ook nu blijft het van belang om te benadrukken dat ieder mens van waarde is, de ene mens is niet meer waard dan de ander. 

God and God alone – Het Urker Mannenkoor ‘Hallelujah’ – Official recording