1 Korintiërs 16: 1-4
Net als in zijn meeste andere brieven stelde Paulus in het laatste hoofdstuk van de Korinthenbrief een aantal praktische zaken aan de orde en sloot hij af met enkele aansporingen en groeten. Uit al deze opmerkingen blijkt dat Paulus een persoonlijke band had met de gemeenteleden uit Korinthe en dat de jonge kerk in het bredere verband van de eerste christelijke gemeenten stond, samen met die van Judea, Galatië, Macedonië, Efeze en de provincie Asia. De christen in Korinthe waren niet zomaar een op zichzelf staande groep, als gemeente waren ze solidair met andere gemeenten. Ze onderhielden een broederlijke band met elkaar en werkten samen met de andere gemeenten mee aan het werk van de Heer.
Aan het onderwijzende en vermanende gedeelte van de brief is een einde gekomen. Er restten Paulus nog slechts enkele mededelingen, waaronder die over een inzameling voor de arme gelovigen te Jeruzalem. Het gebruik van de woorden ‘peri de’ ( betreffende nu) aan het begin van dit vers ( vgl. 1 Kor.7:1/ 8:1/12:1) lijkt erop te wijzen dat Paulus hier reageerde op een schriftelijke vraag van de Korintiërs. Van het feit dat er een inzameling werd gehouden moesten zij al eerder op de hoogte zijn gebracht. Nu gaf Paulus antwoord op de vraag hoe deze inzameling het beste kon worden georganiseerd. De inzameling was bestemd voor de ‘heiligen’. Hoewel doorgaans alle gelovigen ‘heiligen’werden genoemd ( vgl. 1 Kor.1:2) was het in dit verband een aanduiding van de gelovigen van Jeruzalem. ( vgl. comm. Efeze 2:19/ Rom.15:25,31). De collecte was eigenlijk alleen bestemd voor de armen van de gemeente aldaar.( Rom. 15:26). De armoede van de gemeente in Jeruzalem had vier oorzaken.
- De ligging van Jeruzalem bood weinig economische bestaansmogelijkheden.
- Palestina werd in deze periode meer dan eens getroffen door hongersnoden waardoor de voedselprijzen erg stegen. ( vgl. comm. Handelingen 11:27-30)
- De bevolking van de stad bestond gedeeltelijk uit bejaarde Joden uit alle windstreken die hun levensavond in het land van de belofte door wilden brengen. Zij werkten natuurlijk niet meer.
- De gemeente was verarmd door toedoen van de vervolgingen door de Joden. Paulus had daar helaas voor zijn bekering zelf ook fanatiek aan meegedaan. ( Hand. 8:1,3) Vooral weduwen hadden het erg moeilijk. ( comm. Hand. 6:1).
Daarom werden binnen de gemeenten die in de heidenwereld gesticht waren vaker collecten voor Jeruzalem georganiseerd. Niet zelden kwam dit verzoek van de apostelen.( Gal.2: 10)
De financiële regeling waarover Paulus het had zag er zo uit: hij wilde graag dat ieder gemeentelid elke week iets apart legde. Dan zou er een aanzienlijk bedrag gereed liggen als hij Korinthe zou bezoeken. Paulus noemde de eerste dag van de week – de zondag – om iets apart te leggen. Op die dag kwam de gemeenten normaal gesproken bij elkaar om het Heilig Avondmaal te vieren. ( Hand. 20:7). Die dag was dan ook uiterst geschikt om iets voor de armen apart te leggen.
Het was de bedoeling dat iedereen thuis geld spaarde. In die tijd bestond er nog geen gemeentelijke kas of een kluis of iets dergelijks waarin het geld bewaard kon worden. De mensen moesten het geld gewoon bij zich houden. Paulus noemde ook geen richtbedrag of een percentage van het inkomen dat de mensen apart moesten leggen. Hij wist maar al te goed dat slaven sowieso geen cent verdienden.
Het werkwoord ‘euoodomaai’ betekent zoveel als: ‘welvaren, succes hebben, voortgang maken.’ Het was dus de bedoeling dat men naar vermogen geld apart legde. Paulus hoopte natuurlijk dat er dan een aanzienlijk bedrag bij elkaar gespaard zou worden.
De Korintiërs konden zelf bepalen wie ze betrouwbaar met geld vonden, zodat ze dan die persoon of personen het bedrag konden toevertrouwen. Zodra Paulus in Korinthe kwam zou hij aanbevelingsbrieven voor deze delegatie schrijven, zodat ze met zijn brieven naar Jeruzalem konden gaan. Paulus achtte het goed mogelijk dat hij zelf ook mee zou gaan naar Jeruzalem. Dat was een goed doordachte actie van Paulus,want op deze manier zou hij de banden tussen de jong gestichte gemeente en de moedergemeente in Jeruzalem helpen versterken en verstevigen. Dit hele initiatief zou het besef van eenheid tussen beide christengemeenten bevorderen.