En dan komt het einde en draagt Hij het Koningschap over aan God de Vader nadat Hij alle heerschappij en macht en kracht vernietigd heeft. Want Hij moet koning zijn totdat God alle vijanden aan Zijn voeten heeft gelegd. De laatste vijand die tenietgedaan moet worden is de dood, want er staat: Hij heeft alles aan Zijn voeten gelegd. Wanneer er ‘alles’ staat, is dat natuurlijk uitgezonderd degene die alles aan Hem onderwerpt.
Als Christus komt, dan komt alles tot zijn doel. Het is heel goed mogelijk dat Paulus met het woordje ‘dan’ of ‘daarna’ zal het einde zijn, een derde groep bedoeld heeft die opgewekt wordt uit de doden. Het woord ‘telos’- ‘einde’ zou dan opgevat moeten worden als ‘laatste rest’. In overeenstemming met Openbaringen 20:4-6 en 12 – 14 vindt er na het duizendjarige rijk nog een opstanding plaats, namelijk van de ongelovigen in verband met het eindoordeel.
‘ Ook zag ik tronen, en aan hen die erop zaten werd recht gedaan. Het zijn de zielen van hen die onthoofd waren omdat ze van Jezus hadden getuigd en over God hadden gesproken. Ze hadden het beest en zijn beeld niet aanbeden en ook zijn merkteken niet op hun voorhoofd of hand gekregen. Ze waren tot leven gekomen en heersten duizend jaar lang met de Messias. De andere doden kwamen niet tot leven voordat de duizend jaar voorbij waren. Dit is de eerste opstanding.’’Ik zag de doden jong en oud voor de troon staan. Er werden boeken geopend. Toen werd er nog een boek geopend: het boek van het Leven. De doden werden op grond van wat er in de boeken stond geoordeeld naar hun daden. De zee stond de doden die ze in zich had af en ook de dood en het dodenrijk stonden hun doden af. En iedereen werd geoordeeld naar zijn daden. Toen werden de dood en het dodenrijk in de vuurpoel gegooid. Dit is de tweede dood: de vuurpoel.’
Het ‘einde’ of ‘de opstanding’ wordt door twee gebeurtenissen gemarkeerd.
- Wanneer Hij ( Jezus ) het koninkrijk aan God de Vader overgeeft.
- Wanneer Hij alle heerschappij en kracht en macht teniet gedaan zal hebben.
Deze onderwerping aan God de Vader, en uitroeiing van alle anti-Goddelijke machten en krachten moet eerst gebeuren.
De woorden ‘arche’ ( heerschappij, regering ) en ‘exousia’ ( macht, gezag, autoriteit) en ‘dunamis’( macht en kracht) zijn in verschillende combinaties terug te vinden in Romeinen 8:38/ Efeze 1:21/ 3:10/ 6:12/ Kol. 1:16/ 2: 10,15 als een omschrijving voor verschillende boze machten. Denk aan de duivel en zijn engelen, de demonen, die macht uitoefenen over de mensheid. Je leest in 1 Kor. 15: 26 dat ook de dood tot deze vijanden behoort: ‘De laatste vijand die teniet gedaan wordt is de dood.’ De dood wordt gepersonifieerd als een boze macht die de mensheid in zijn greep heeft. Maar hij wordt vernietigd. Er komt een tijd dat er geen dood meer zal zijn. ( vlg. Openbaringen 20: 14/ 21: 4/ Jesaja 25: 8).
Toen Jezus aan het kruis van Golgotha stierf is de onderwerping van deze machten al begonnen. ( Kol. 2: 15) evenals de verhoging van Jezus Christus.( Efeze 4: 8 / Filip.2:9/ 1 Petrus 3:22). Maar deze moet haar voltooiing nog vinden. ( Hebr. 2: 8 / Openbaringen 19:19/ 20: 2-3/ 9-10, 14).
God de Vader had de heerschappij tijdelijk aan Zijn Zoon overgegeven. Dat kun je lezen in Handelingen 2: 33-35 en Hebr. 1: 13.
De markeringen van het einde zijn:
- Het uitroeien van iedere vijand door Christus
- De overdracht van de heerschappij aan God de Vader
Vind je terug in Psalm 110: 1
‘ Van David, een psalm.
De Heer spreekt tot mijn Heer:
‘Neem plaats aan Mijn rechterhand
Ik maak van je vijanden een bank voor je voeten.’
Deze tekst wordt in het Nieuwe Testament het vaakst geciteerd als bewijs dat de Messias uit het huis van David zou komen en Goddelijke waardigheid ontvangt. ( Matth. 22: 44/ Marcus 12: 36/ Lucas 20: 42-43/ Handelingen 2: 34/ Hebr. 1: 13).
De apostel Paulus laat vooral uitkomen dat het om een Goddelijke besluit gaat. Het is een bevel, een moeten van Godswege dat de Messias blijft regeren tot op het moment dat God alle vijanden onder zijn voeten heeft gelegd.
Bij Zijn eerste komst heeft Christus vlees en bloed aangenomen opdat Hij door de dood teniet zou doen hem die de macht over de dood had, en allen zou verlossen die uit vrees voor de dood hun leven lang aan slavernij onderworpen waren. ( Hebr. 2: 14-15). Hij zal een tweede keer verschijnen om hen te verlossen die Hem vurig verwachten. ( Hebr. 9: 28).
De tijd zal komen dat ons geloof zal worden opgeslokt door het aanschouwen. ( 2 Kor. 5: 7). Maar bij de laatste bazuin, als de doden worden opgewekt, en wij in een oogwenk worden veranderd ( 1 Kor. 15: 52 ) zullen het geestelijk en het lichamelijk zien zich verenigen tot één overweldigende waarneming van de heerlijkheid van Christus.
Als wij nu al iets zien van de heerlijkheid van Christus dan is dat met de ogen van ons hart. ( Efeze 1: 18). God schijnt in ons hart om ons de lichtglans van het evangelie van de heerlijkheid van Christus te geven. ( 2 Kor. 4, 4,6 ). Vlees en bloed kunnen ons dat niet openbaren. Dat kan alleen God de Vader die in de hemelen is. ( Matth. 16: 17).