1 Korintiërs 15: 12 – 23
Jezus’ opstanding uit de dood raakt de kern van het christelijk geloof. ‘Als Christus niet is opgewekt is onze verkondiging zonder inhoud en uw geloof zinloos’ schreef Paulus al aan de gelovigen in Korinthe. ( 1 Kor. 15: 14) in een hoofdstuk dat helemaal gewijd is aan de opstanding. In de tijd van Paulus was het blijkbaar al een kwestie die de gemoederen bezig hield en helaas tot onderlinge verdeeldheid leidde. ( vgl. 2 Tim.2: 17-18)Dat is tot op de dag van vandaag niet anders. De opstanding wordt dan ook gezien als een essentieel en on-opgeefbaar onderdeel van het christelijk geloof. Wie er vraagtekens bij plaatst kan vaak rekenen op scherp kritiek, want het zou gaan om iets dat je juist zou moeten geloven. De verhouding wetenschap en geloof lijkt juist hier op scherp te staan: waar de wetenschap er niet uitkomt of juist komt met bevindingen die niet goed uitpakken, zou je op geloof aangewezen zijn. Tegelijk kunnen we ons afvragen of moderne wetenschap hier wel zo’n grote rol speelt, omdat het altijd al ‘common sense’ was dat doden niet opstaan. De gedachte dat Jezus dat wel deed, leidde dan ook vanaf het begin tot ongeloof en spot. ( Handelingen 17: 32)
De op het eerste gezicht zo eenvoudige vraag of Jezus uit de doden zou zijn opgestaan is complexer dan het bovenstaande doet vermoeden. Het wekt namelijk de suggestie dat het een kwestie is van feiten ( data ) verzamelen die uiteindelijk met voldoende overtuigingskracht de doorslag geven in de ene of andere richting. Maar daarbij wordt over het hoofd gezien dat er altijd interpretatie bij komt kijken: feiten moeten geïnterpreteerd, geduid en verklaard worden. Ook als historisch onomstotelijk vast zou komen te staan dat het graf van Jezus leeg was, dan nog moet verklaard worden waarom dat het geval was. Er zijn in de loop van de geschiedenis allerlei verklaringen afgegeven. ( Matth.28: 13-15/ Marcus 16:6 )
Uitspraken uit het Nieuwe Testament over de opstanding zijn nooit neutraal. De schijnbaar neutrale stelling dat Jezus` graf leeg was impliceert in het N.T. steeds dat God Hem uit de dood heeft opgewekt. Tegelijkertijd riep het bij de leerlingen de vraag op wat er bedoeld werd met deze opstanding. ( vgl. Marcus 9: 10 )
In het Jodendom waren er verschillende overtuigingen over deze opstanding. De ene bedoelde met sterven en opstaan ‘sterven en letterlijk met ziel en lichaam opstaan uit de dood.’ De ander bedoelde er ‘sterven en – al dan niet lichamelijk – opstaan in de hemel’ mee. Deze beide voorstellingen kwamen ook bij het vroege christendom voor.
Kunnen we ooit verder komen dan de constatering dat de opstanding van Jezus een geloofskwestie is? Een zogenaamde ‘ fenomenologische benadering’ probeert dat. Deze benadering is gebaseerd op een zo neutraal mogelijke benadering van hoe de dingen zich aan ons voordoen. M.a.w. een beschrijving die door zoveel mogelijk waarnemers en onderzoekers gedeeld kan worden, ongeacht hun persoonlijke overtuiging. Toegepast op de opstanding van Jezus: wat er in het graf gebeurde op de Eerste Paasdag kan niet beschreven worden want er was niemand bij. Maar de effecten ervan wel. Er deden allerlei geruchten de ronde die beweerden dat Jezus na Zijn dood levend en wel aan hen verschenen was. En van de ene op de andere dag hadden ze het over Jezus met woorden en begrippen die normaal gesproken alleen op God van toepassing waren.
De stelling: ‘ Het graf was leeg omdat Jezus uit de dood opstond’ kon dus niet zomaar zonder meer bewezen worden. Er zijn alternatieve verklaringen denkbaar en het is juist de verklaring zelf die ter discussie stond.
De volgende stelling: ‘ De eerste christenen waren er rotsvast van overtuigd dat het graf leeg was omdat Jezus uit de dood opstond ‘ laat zich beter onderzoeken omdat het een neutralere uitspraak is die al dan niet geverifieerd kan worden aan de hand van bronnen.
De fenomenologische aanpak probeert op deze manier het draagvlak voor beweringen zo breed mogelijk te maken. Wat historisch onderzocht kan worden – aangenomen dat er genoeg data voorhanden zijn – zijn: opstandingsgeloof, opstandingsvoorstellingen, opstandingsverwachtingen en -overtuigingen.
In 1 Korinthe 15 – geschreven in de jaren vijftig van de eerste eeuw geeft Paulus een samenhangende opsomming van de gebeurtenissen rondom Jezus` lijden en sterven en noemt hij de verschillende personen en groepen aan wie Jezus was verschenen. Hij voegt er nadrukkelijk aan toe dat hij het bericht over Jezus` dood, begrafenis en opstanding uit overlevering heeft ontvangen. Algemeen wordt aangenomen dat de kern van de belijdenis uit 1 Kor. 15: 3-5 teruggaat op de vroegste periode van de Armamees-sprekende gemeente in Jeruzalem, ergens in de jaren dertig.
Nu zijn we bij 1 Korintiërs 15: 12 aangeland waar Paulus de strijd aanbindt met mensen uit de gemeente die beweren dat er geen opstanding van de doden is. Dit waren mensen die onder invloed van de Griekse filosofen beweerden dat er een strikte scheiding bestond tussen de Geest en de materie. Terwijl ze een hoge waardering hadden voor het geestelijke minachtten ze het stoffelijke. Hoewel deze gemeenteleden overgegaan waren tot het christelijke geloof konden ze zich nog wel verenigen met de gedachte dat de geest van een mens na zijn dood zou blijven bestaan, maar dat zijn lichaam weer opgewekt zou worden, dat geloofden ze niet. Dit ongeloof leidde natuurlijk tot een bepaalde kramp of spanning in hun geloof want om in het eeuwige leven God te kunnen verheerlijken in lofprijzing en aanbidding is een ( verheerlijkt ) lichaam nodig.
Als de kern van het geloof de opstanding van Jezus was, dan zouden ze nooit het christelijk geloof in waarheid kunnen omhelzen. Paulus liet hier in dit hoofdstuk het onlogische van hun gedachten zien. Het uitgangspunt van de Korintiërs leidde nergens toe. Als het waar zou zijn wat ze dachten, dan zou ook Christus niet uit de doden zijn opgewekt. Dan zou Christus` lichaam nog ergens hier op aarde moeten zijn. Wanneer Christus niet was opgewekt dan was hun geloof leeg. Op niets gebaseerd en dus volkomen zinloos. De apostelen konden dan onmogelijk ware getuigen van God en van het Evangelie zijn. Deze redenatie vond Paulus zò belangrijk dat hij hem herhaalde zoals een docent dat doet om zijn leerstof in te scherpen bij zijn leerlingen.
Uiteindelijk kwam Paulus bij de stelling uit dat, wanneer Christus niet was opgewekt, er ook geen rechtvaardiging van de gelovigen is geweest en ook nooit zal zijn.
Want de opwekking van Jezus was het ultieme bewijs van de vergeving en rechtvaardigmaking. God had het verzoeningsoffer aangenomen. Hij had Jezus gerechtvaardigd. En het wonder is dat in deze aanname alle gelovigen mee aangenomen zijn. Want zij zijn degenen die Jezus van de Vader gekregen heeft. ( Romeinen 4: 25/ 5:10/ 2 Kor. 5: 15/ Kol. 2: 12-13)
De opstanding van Jezus uit de dood is cruciaal. Want als dit wonder niet had plaatsgevonden dan was het geloof van de mensen in Korinthe en van alle gelovigen die ooit geleefd hebben en zullen leven tevergeefs. ‘Dan zijn jullie nog in de macht van de zonde ‘ schreef Paulus. En wij zouden dat dan ook nog zijn. Er zou geen sprake zijn van een nieuw leven en al helemaal niet van behouden zijn. Niemand op aarde- van Adam tot op de dag van vandaag – zou vergeving van zonden hebben ontvangen. Iedereen was verloren gegaan en zou verloren gaan terwijl er ook nooit sprake zou zijn geweest van een leven in verbondenheid met Christus.
Op zichzelf is het natuurlijk al een onmogelijkheid om een levende relatie te hebben met een Heer die niet leeft. Dat wilde Paulus aantonen met zijn betoog.
Paulus ging verder, hij kwam steeds beter op dreef, zou je kunnen zeggen. ‘ Als er voor de gestorvenen geen hoop meer zou zijn op een verheerlijkte opstanding dan heeft het ook geen zin om in dit leven te hopen of te geloven.’ Waarom zou je je nog inspannen en lijden voor een hoop die geen werkelijkheid is en voor een leven na dit leven dat niet bestaat? Dan zijn de mensen die van dit leven genieten nog beter af.
Het is duidelijk: de ontkenning van de lichamelijke opstanding maakt het christelijk geloof zinloos.
Gelukkig hadden de mensen die zo dachten geen gelijk! Gelukkig heeft heel deze uitzichtloze toestand van ongeloof niet het laatste woord. De feiten zijn anders: Christus is uit de dood opgestaan. Zo werd Hij de eersteling van hen die ontslapen zijn. Het woord ‘ aparche: eersteling, eerste vrucht ‘ geeft duidelijk aan dat er meer vruchten moeten volgen. In het O.T. waren de eerstelingen de eerste vruchten van de akker. Ze waren het eerst rijp en werden aan God geofferd voordat de rest van de oogst werd binnengehaald.
Er zouden heel veel vruchten volgen. Wat is God goed! Hij gaf het liefste wat Hij had: Zijn eigen Zoon.
( Bijbel met bijdragen over cultuur en wetenschap / studiebijbel in perspectief / SV kantt / Studiebijbels )