1 Koningen 9:9-18
Salomo had er twintig jaar over gedaan om de tempel en het paleis te bouwen. Koning Hiram van Tyrus had Salomo geholpen. Hij had cederbomen en cipressen aan Salomo gegeven en heel veel goud, zoveel als Salomo maar wilde. In totaal gaf Hiram 3600 kilo goud aan Salomo.
Salomo gaf Chiram als dank voor zijn hulp twintig steden in Galilea. Maar toen Chiram die steden bezocht was hij er niet tevreden mee. Hij zei: ‘Wat zijn dat voor steden die je me gegeven hebt, vriend?’Chiram noemde dat gebied Eres-Kabul, en zo heet het nog steeds.
Koning Salomo had mensen van andere volken als slaven voor zich laten werken. Zij hadden eerst de tempel en het paleis gebouwd. Daarna moesten ze bouwen aan het fort Millo, aan de muur om Jeruzalem heen, en aan de steden Hasor, Megiddo en Gezer.
Wat Gezer betreft: Die stad was vroeger veroverd door de farao, de koning van Egypte. Hij had de stad in brand gestoken en alle inwoners gedood. Daarna had hij de stad aan zijn dochter gegeven. Het was een cadeau voor haar huwelijk met Salomo.
En nu maakte Salomo van Gezer weer een sterke stad. Ook versterkte hij de stad Laag-Bet-Choron en de steden Baälat en Tamar. Tamar ligt in de woestijn van Juda. Salomo versterkte ook andere steden. Daar kon hij zijn paarden en wagens naartoe brengen en zijn voorraden bewaren. Hij bouwde alles wat hij wilde, in Jeruzalem, in de Libanon bergen en op andere plaatsen in zijn rijk.
Koning Salomo had al zijn bouwprojecten voltooid. Voor de tweede keer verscheen JHWH aan hem als reactie op het gebed dat Salomo 13 jaar eerder uitgesproken had. God had hem toen in een droom gevraagd wat hij van Hem verlangde. Alles wat hij vroeg zou hij krijgen. ‘Mijn vader was trouw aan U heer’ had Salomo geantwoord. ‘Hij was eerlijk en rechtvaardig. Daarom was U heel goed voor hem. Zo goed dat U hem een zoon gaf die hem op kon volgen. Want U hebt mij koning gemaakt in de plaats van mijn vader David. Maar ik ben nog zo jong. Ik heb nog niet zoveel levenservaring. Nu ben ik de leider van het volk dat U uitgekozen hebt. Een volk zo groot dat je het niet kunt tellen. Daarom vraag ik U: ‘leer mij om goed te luisteren. En leer mij om het verschil tussen goed en kwaad te zien. Dan kan ik Uw volk leiden. Want hoe moet ik dat anders doen?’( 1 Koningen 3: 5-9). Als antwoord op dat gebed had JHWH Salomo met wijsheid begiftigd zoals nooit iemand voor hem dat had gehad. Hij had hem ook rijkdom en eer vergund. Alles wat een mens zich wensen kon, kreeg Salomo. En de zoon van David mocht de tempel bouwen die zijn vader David al in gedachten had. God zei in Zijn tweede verschijning aan Salomo dat Hij welwillend had geluisterd naar het gebed dat Salomo uitgesproken had in de tempel. God vertelde nu aan Salomo dat Hij de pas gebouwde tempel geheiligd had. Dat betekent dat Hij de tempel als geschenk van Salomo had geaccepteerd. Hij had dit schitterende gebouw bestemd tot plaats waar Hij Zijn naam wilde vestigen. God wilde daar op die plek Zijn ogen en hart laten rusten. Zo werd de tempel de plaats bij uitstek waar God gezocht en aangeroepen kon worden.
Salomo kreeg de opdracht om God te dienen en alles te doen wat Hij van hem vroeg. Bovendien moest hij de levenswijze van zijn vader David als norm accepteren en navolgen. Zo levend zou hij verzekerd zijn van een stabiele regering en een altijd durende dynastie. De Israëlieten mochten zich niet van de Heere afkeren. Ze moesten zich aan Zijn geboden blijven houden. Elke vorm van afgoderij moesten ze afkeuren en afwijzen. Als ze dat niet deden dan zou het beloofde land van hen worden afgenomen. De tempel zou worden verwoest en het volk zou een mikpunt van spot worden. Helaas is dat ook zo gegaan. Maar tijdens de regering van Salomo was het beloofde land een florerende staat. Er kwam een koning Hiram vanuit Tyrus naar Sion om de koning te voorzien van bouwmaterialen. Salomo was natuurlijk blij met deze hulp en schonk Hiram als tegenprestatie twintig steden. Maar Hiram was niet bijzonder ingenomen met dit geschenk. Want de steden bleken waardeloos te zijn, een land van niets. Chiram had Salomo 3600 kg goud gegeven en dat vond hij veel meer waard dan die steden. Tot op de dag van vandaag heten die steden nog steeds Eres Kabul- land van niets. Archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat dit gebied niet geschikt is voor bewoning en ook ongeschikt is voor de landbouw. Niet zo netjes van Salomo zou je denken.
Salomo liet de bouwwerkzaamheden uitvoeren door een herendienst. Er werd van alles gebouwd. Niet alleen de tempel maar ook het zgn. ‘Millow-bouwwerk, de muren van Jeruzalem en steden als Hazor, Megiddo en Gezer.
Salomo kreeg ook nog een apart cadeau van de farao: een uitgebrande stad Gezer. Een staaltje machtsvertoon waarmee de farao Salomo wilde waarschuwen dat hij het niet moest wagen om tegen de farao ten strijde te trekken. Maar Salomo liet zich niet uit het lood slaan en herbouwde dit strategisch uitstekend gelegen punt weer op. Hij versterkte ook nog andere steden. Salomo was niet te stuiten en bouwde maar door. Er kwamen voorraadsteden, strijdwagensteden en ruitersteden. Dat was niet zonder risico`s want al die steden die Salomo bouwde verzwakten zijn positie ten opzichte van de Heere God. In Deuteronomium 17:16 werd het de koningen van Israël verboden om veel paarden te houden. Maar Salomo heeft zich niet veel aan dit verbod gelegen laten liggen. En hij bouwde maar door, in Jeruzalem en in heel Libanon en in de rest van zijn rijk.
Om mensen te vinden die dat werk allemaal uitvoerden nam Salomo de oorspronkelijke bewoners van het land in dienst. Israël had bij de intocht het bevel gekregen om de oorspronkelijke bewoners te vernietigen, maar niemand had dat gedaan. Ook Salomo niet. De koning legde hen een herendienst op. De Israëlieten werden zelf geen slaven maar ze moesten ook keihard werken als soldaten, dienaren, officieren, adjudanten, en commandanten van de strijdwagens en de ruiterij. In totaal had Salomo 550 oversten in dienst die toezicht hielden op zijn werk.
De dochter van de farao woonde in de stad van David voordat haar huis klaar was. Salomo liet haar in het oude deel van Jeruzalem wonen in het paleis van zijn vader David. Daar woonde ze totdat Salomo klaar was met de bouw van zijn eigen paleis en met de bouw van de tempel en de muur om Jeruzalem heen. Salomo kan niet veel tijd voor haar gehad hebben want hij bouwde het Millowbouwwerk en voerde de tempeldienst in.
De bouw en inwijding van de tempel vormen een belangrijk moment in de regering van Salomo en de geschiedenis van Israël. Het zou een heilige plaats zijn waar de Heere God blijk zou geven van Zijn aanwezigheid. De wolk die de tempel vulde bij de inwijding zou daarvan een bewijs zijn. Hier zou JHWH de gebeden van de priesters en het volk verhoren. Toch was deze tempel op zich geen garantie van Gods zegen over het volk. De Heere, op Wiens trouw en goedheid nog eens extra werd gewezen ( 8 :15/ 23-24, 56) eiste van de koning en van zijn volk trouw aan het verbond en gehoorzaamheid aan Zijn geboden. De grootheid van Salomo komt ook duidelijk uit in dit verhaal. Hij was een groot bouwmeester, maar vooral een vrome koning die trouw was aan de Heere God. Daarvan gaat een rijke sprake uit.