1 Koningen 8:44

1 Koningen 8:44

Wanneer Uw volk op Uw bevel ten strijde trekt tegen de vijand en zij tot U bidden in de stad die U hebt uitgekozen en van de tempel die ik in Uw Naam heb gebouwd, luister dan vanuit de hemel naar hun bidden en smeken en verschaf hen recht. 

Het gebed van de koning ging richting militaire activiteiten. Allereerst maakte Salomo door middel van zijn woorden iedereen duidelijk dat Israël niet buiten JHW`s goedkeuring of bevel om ten strijde mocht trekken. Maar wanneer de Israëlieten zich onderwierpen aan het bevel van de Heere en zich onder Zijn bevel naar een strijdtoneel zouden begeven terwijl ze Hem om bijstand baden, dan vroeg Salomo of God Israël recht zou willen doen. Deze woorden volgen de principes van zegen en vloek waarin nederlagen tegenover de vijand gelden als één van de vervloekingen die Israël zouden treffen bij ongehoorzaamheid aan Gods geboden ( Deut. 28:15 ev) terwijl gehoorzaamheid zou leiden tot overwinningen. ( Deut.28:1-13)

De essentie van de opdracht om oorlog te gaan voeren was dat Israël alleen mocht strijden tegen vijanden van God. Militaire nederlagen waren daarbij een teken dat het geestelijk niet goed ging met Israël. Maar zodra Israëls belangen en Gods belangen met elkaar in overeenstemming zouden zijn, dan was de zegen zonder meer rechtvaardig verkregen. 

Dit was eerder al gebleken uit Mozes` spreuk bij het opbreken van de wolkkolom. ( Num. 10:35,36). Steeds als de ark verder zou trekken zei Mozes: ‘Sta op Heer en Uw vijanden stuiven uiteen Uw tegenstanders vluchten voor U.’ En steeds als de ark stilhield zei hij: ‘keer terug Heer, naar Israël. Keer terug naar de tienduizend maal tienduizenden!’ En zoals Mozes het zei zo gebeurde het. Behalve als de Israëlieten gezondigd hadden. 

Wie deze woorden op zich in laat werken en ontzag heeft voor God, luistert naar Hem en doet zijn uiterste best om niet af te wijken van Gods heilzame geboden. Om die te doen uit dankbaarheid, voor alles wat Jezus voor ons heeft gedaan. Zonder Hem waren we ten dode opgeschreven. Hij heeft onze zonden vergeven en onze schuld betaald. Daarom volgen wij Hem. 

Salomo dacht er ook zo over. Hij bad vol overgave tot de Heer van de hemelse machten. En heel het volk bad met hem mee. 

Ga dan in zijn naam (486)