1 Koningen 8: 1-22

1 Koningen 8 is het langste hoofdstuk uit het boek Koningen. De tempelinwijding wordt erin beschreven. In de drie voorafgaande hoofdstukken heeft de auteur van het boek daar stapsgewijs naartoe gewerkt. 1 Koningen 8 is het kantelpunt van de Salomocyclus die van 1 Koningen 3 tot en met 11 duurt en alles rondom de tempelbouw beschreven heeft. 

Nadat de tempel gebouwd was en alles wat er binnengebracht werd klaar was, heeft Salomo de oudsten van Israël, de stamhoofden en familiehoofden verzameld. Het was ongeveer het twaalfde regeringsjaar van Salomo. Afvaardigingen uit heel Israël waren toegestroomd om de tempel in te wijden. Allereerst werd de ark overgebracht vanuit het huis van Abinadab. Dat was niet zonder slag of stoot gegaan. Uzza was gedood omdat hij zijn hand uitgestoken had om te voorkomen dat de ark van de wagen af zou vallen omdat de ossen die de wagen met de ark trokken op het graan afliepen dat Nachon aan het dorsen was. David was bang en boos tegelijk geworden. Hij kon niet begrijpen waarom de Heere dat gedaan had en noemde de plaats waar de ark tot stilstand kwam Peres-Uzza. ‘Hoe kan de ark van de Heer ooit bij mij in Jeruzalem komen?’ had hij zich vertwijfeld afgevraagd. Hij durfde de ark niet meer terug te brengen naar de Davidsburcht en liet de wagen afslaan naar het huis van Obed-Edom. Drie maanden was de ark daar gebleven. De Heer had het huis van Obed-Edom gezegend. Toen David dat bericht kreeg vatte hij weer moed, en ging op weg om de ark alsnog naar Jeruzalem te brengen. Het was er heel feestelijk aan toe gegaan.David had bijna onafgebroken geofferd en vol overgave voor JHWH gedanst. Toen de ark eenmaal de Davidsburcht was binnengebracht werd hij neergezet in de tent die David daarvoor op had laten zetten. David had brandoffers en vredeoffers gebracht en het volk gezegend in de naam van de Heer van de hemelse machten. 

Uiteindelijk werd de ark in het allerheiligste neergezet, zodat hij onder de vleugels van de cherubim kwam te staan. Vanuit de tempel was er niets meer van de ark te zien dan de uiteinden van de draagstokken. Alleen de stenen tafelen lagen nog in de ark. De plaatsing van de ark is het laatste wat we horen over dit heilige voorwerp voor de plundering van de Babyloniërs. ( 2 Kon. 25:15)

Toen de priesters hun heilige plicht hadden voltooid en vanuit het heilige naar buiten kwamen, gebeurde er iets bijzonders: de Heere Zelf kwam naar de aarde, en naar het heiligdom in een wolk. De hele tempel werd er vol van. De aanwezigheid van de wolk was zo allesoverheersend dat de priesters hun bezigheden moesten staken. Onwillekeurig denk je aan Mozes die de tabernakel niet kon binnengaan nadat deze was voltooid. Zoals eens, heel lang gelden de wolk van de aanwezigheid van JHWH rondom de Sinaï had gehangen ( Exodus 24: 15-18), zo was het nu ook weer gegaan. Salomo had daar gelijk erg in. Hij zei: ‘Heer U hebt gezegd dat U in een donkere wolk wilde wonen. Ik heb voor U een huis gebouwd dat voor altijd Uw woning kan zijn.’

 Met deze woorden begon Salomo een schitterende toespraak voor God en het volk. In deze toespraak noemde hij: de geschiedenis van Israël, Gods genade, deed smeekgebeden voor de zonden van de mensen en bad vooral om Gods ontferming. Nadat de koning zijn eerste woorden gezegd had draaide hij zich om naar het volk en zegende de gemeenschap van Israël.

Alle mensen gingen staan en luisterde naar wat de koning zei: ‘Geprezen zij de Heer, de God van Israël, de het niet bij woorden heeft gelaten, maar Zijn belofte aan mijn vader David daadwerkelijk is nagekomen’. 

Deze woorden zijn een verwijzing naar de profetie van Nathan uit 2 Samuël 7:12-16. En zo stond daar nu de zoon van David en begon zijn gebeden.
Bronnen: Studiebijbelononline / Studiebijbel in perspectief / de Bijbel en wetenschap/ de infographic bijbel

Halleluja, eeuwig dank en ere (Preludium, koraal, interudium, prelude & slotkoraal)