Het gebed – kindervertelling

Exodus 17, de strijd tegen Amelek.
Het volk van Israël heeft een lange moeilijke reis gemaakt om in het beloofde land te komen. Ze moesten vanuit Egypte dwars door een grote hete woestijn trekken. Daar was het niet zo best. In de woestijn is het bloedheet. De zon steekt. Als de wind gaat waaien stuift het zand omhoog in een grote zandstorm zodat je geen hand voor je ogen kunt zien. De hele dag lopen is ook geen pretje. Het volk trok van de ene pleisterplaats naar de andere. De Heere zelf was de Gids en vertelde precies hoe ze reizen moesten.

Soms was er geen water. Dan mopperden ze er op los. Mozes – de leider – kreeg de volle laag.
“ Geef ons te drinken, geef ons water! “ riepen ze kwaad. Mozes kon er niets aan doen. ‘Waarom stellen jullie de Heere op de proef en zijn jullie zo boos?’ vroeg hij . Toch ging hij direct naar de Heere toe en klaagde hardop zijn nood. Hij vertelde God dat het volk zo woedend was dat hij bang was dat ze hem zouden stenigen.

De Heere kwam Mozes gelijk te hulp. Hij zei Mozes wat Hij doen moest. Dat is het heerlijke van een leven met God. Hij wijst de weg. Mozes moest de oudsten van Israël bij zich roepen. Samen liepen ze voor het volk uit.

“Mozes, vergeet je staf niet. De staf waarmee je op het water van de rivier de Nijl geslagen hebt. Hij wijst heen naar Mijn Goddelijke macht. Neem die mee en ga op weg. Ikzelf wacht op je. Op de rots bij de berg Horeb.”

Mozes deed opnieuw wat de Heere van hem vroeg. Samen met de oudsten kwam hij aan bij de rots. Hij nam zijn staf en sloeg. En ja hoor, daar stroomde het water uit de rots! Alle dorstige Israëlieten renden naar het heldere water en dronken tot ze niet meer konden. Later zou de apostel Paulus zeggen dat de rots heenwees naar de Heere Jezus ( ( 1 Kor 10: 4 ).

Mozes gaf de plaats een andere naam. Hij noemde haar Massa en Meriba. Dat betekent verzoeking en ruzie. Wat een nare namen. Ja, maar het was waar. Het volk had de Heere niet vertrouwd en ze hadden zelfs gevraagd: ‘ is de Heere nu in ons midden, of niet?’ Op deze manier hadden ze de Heere erg boos en verdrietig gemaakt. Het was een wonder dat Hij toch naar hen luisterde.

Een tijdje later gebeurde er weer iets akeligs. In de woestijn zwierf van alles rond. Er waren rovers, die de karavanen wilden overvallen om een kostbare buit te vinden. Er waren ook volken die in de woestijn woonden. Zo was er een volk dat Amelek heette. De mensen heetten Amelekieten. Deze Amelekieten leefden van plunderingen en overvallen. Het waren echte rovers.

Soms vielen ze het land Kanaän binnen, en ze waren ook weleens vlakbij de berg Sinaï te vinden. Er was niet  veel goeds van hen te verwachten.

Op een dag kwam het tot een treffen met het volk van Israël. Wat een ellende. Zouden de mensen allemaal gedood worden? De dieren meegenomen? De vrouwen en kinderen als slaven verhandeld?

Mozes wist wat hem te doen stond. Krachtig klonk zijn stem toen hij één van de oudsten van de stam van Efraïm bij zich riep. De naam Jozua betekent: “ de Heere redt “ Dat zou nu ook blijken.

“ Jozua, kies een aantal mannen uit en trek met hen ten strijde tegen het volk van Amelek! Ikzelf zal morgen op de top van de heuvel gaan staan. In mijn hand de staf van God, het teken van Zijn Goddelijke macht.’

Jozua deed wat Mozes hem gezegd had. Met de beste strijders trok hij op naar de Amelekieten. Mozes deed ook precies wat hij gezegd had. Hij ging naar de heuvel, samen met zijn broers Aäron en Hur.

In die tijd was het heel gewoon om je handen omhoog te heffen als je ging bidden. Zo ook nu. Mozes hief zijn armen omhoog en bad tot God.

Een ongelooflijk wonder gebeurde. Zolang de arm van Mozes opgeheven was, wonnen de Israëlieten de strijd. Dat ging geweldig zeg! De Amelekieten hadden geen schijn van kans om een schaap, kameel of ander dier te stelen. Ze hadden geen schijn van kans om een vrouw of kind te stelen. Ze konden geen enkele Israëliet doden. De Heere Zelf streed voor Israël.

Maar Mozes` arm werd moe. Even liet hij hem naar beneden gaan. Direct kwam er een groepje roofzuchtige Amelekieten aangestormd en probeerden ze hun slag te slaan.

Wat nu te doen? Aäron en Hur namen de armen van Mozes en hielden ze omhoog. Ze gingen aan weerszijden van Mozes staan en steunden hem de hele lange dag. De strijd was hevig! Maar toen de zon onderging had Jozua het leger van de Amelekieten tot de laatste man verslagen! Wat een wonder, de Heere had Israël gered.

Het leger kwam juichend terug. De mannen snelden terug naar hun vrouwen. Ze omhelsden hun kinderen en aaiden hun dieren. Niets was verloren gegaan.

De Heere zei tegen Mozes: “ Leg deze overwinning in een oorkonde vast. In deze oorkonde, dit boek zouden alle gebeurtenissen van de reis opgeschreven worden. Zodat de Israëlieten geen enkel wonder van de Heere hun God zouden vergeten. ‘  Later, veel later zouden hun kinderen, hun kleinkinderen, hun achterkleinkinderen en ieder latergeboren kind moed en troost halen uit dit prachtige boek. Steeds als ze de grote daden van de Heere zouden lezen, zouden ze opnieuw geloven dat God machtig is. Dat Hij alles kan! En dat Hij de strijd voert voor Zijn kinderen.

De Heere zei: “ Niemand zal ooit vergeten wat er gebeurd is. En Jozua zal geloven dat Ikzelf overal voor zorgen zal.”

Mozes bouwde een altaar, een offerplaats. Hij noemde het altaar: ‘ de Heere is mijn Banier.’  Dat betekent :  Ik strijd onder de vlag van God!

Het volk van Amelek kreeg een zware straf. Mozes zei: “omdat ze hun hand hebben durven opheffen tegen de troon van de Heere God, zal de Heere Zelf strijd voeren tegen dit volk. Hij heeft dat niet alleen nu gedaan, maar zal dat ook in de toekomst blijven doen.

Amelek zou altijd een strijd blijven hebben met het volk van Israël. Ze zouden zelfs hun grootste vijand blijken te zijn.

Wat is het gelukkig dat de Israëlieten leiders hadden die de Heere dienden met hun hele hart. Het waren leiders die heel dicht bij Hem leefden. Die wisten wat bidden was. Op hun gebed heeft de Heere grote wonderen gedaan. Het wonder van de strijd tegen Amelek staat in de Bijbel om ons te laten zien hoe machtig en krachtig het bidden van een kind van God is.

De Heere laat geen bidder in de steek. Hij voert de strijd, en redt.
Misschien heb jij ook wel een machtige vijand. Het kan zijn dat je ziek bent. Of misschien word je gepest op school. Je bent verdrietig, of boos, of wat dan ook. Het kan ook zijn dat je last hebt van je geweten. Je hebt iets gestolen, of je hebt iemand anders verdriet gedaan. Je hebt ruzie met de meester, of de juf. En wat zou er nog meer kunnen zijn?

Eigenlijk heb jij dan ook vijanden. Ze heten geen Amelek, maar je hebt er wel last van. Dan mag je net als Mozes, Aäron en Hur naar de Heere God gaan. Je mag net als Jozua zeggen: ‘ de Heere redt “
Je gaat op je knieën en vertelt aan de Heere wat er in je hart is. En je vraagt “ Heere, wilt U mij net zo redden als het volk van Israël? ‘

Het volk van Israël was niet zo braaf en netjes. Ze mopperden er op los. Maar toch hielp de Heere hen steeds opnieuw.

Deze God leeft nog steeds. Hij wacht op jou!

One response to “Het gebed – kindervertelling

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *